Een erfdienstbaarheid of servituut is een zakelijk recht ten behoeve van een onroerend goed en ten laste van een onroerend goed, dat aan een ander toebehoort. Er zijn dus steeds bij een servituut twee erven betrokken, ’t z.g. heerschend en ’t lijdend erf, welke aan verschillende eigenaren moeten toebehooren.
Soorten van erfdienstbaarheden. Men onderscheidt verschillende erfdienstbaarheden, b.v. een servituut van weg. Dit geeft aan den eigenaar of gebruiker van ’t heerschend
erf het recht om te voet, te paard of met een auto of wagen te gaan over ’t lijdend erf. Een servituut van gootrecht. Het gootwater van ’t heerschend erf mag nu op ’t lijdend erf afloopen. Een servituut van bouwverbod. De eigenaar van ’t lijdend erf mag niet op dit erf bouwen. Dit verbod dient om ten behoeve van ’t heerschend erf een vrij uitzicht te verzekeren.
Er zijn nog meer servituten, b.v. van uitzicht en licht; van water halen; van beesten weiden, enz.
Zakelijke werking der erfdienstbaarheden
De erfdienstbaarheden hebben een zakelijke werking, dus zonder aanzien des persoons, d.w.z. indien ’t heerschend of wel 't lijdend erf in andere handen overgaat, blijft ’t servituut toch bestaan en zal dus de nieuwe eigenaar van het heerschend erf ’t recht mogen uitoefenen en zal ook de nieuwe eigenaar van ’t lijdend erf de uitoefening van ’t servituut moeten dulden.
Ontstaan der erfdienstbaarheden
Een erfdienstbaarheid ontstaat:
1e. door een titel. Dit is een overeenkomst, waarvan een acte wordt opgemaakt, welke in de openbare registers ten hypotheekkantore wordt overgeschreven. Deze acte kan notarieel of onderhandsch zijn.
2e. door verjaring. In dit geval moet de erfdienstbaarheid voortdurend en zichtbaar zijn. Het servituut is voortdurend, indien ’t gebruik daarvan voortduurt zonder een daad van menschen, b.v. het gootrecht. Het servituut is zichtbaar, indien daarvan door een uitwendig werk blijkt, b.v. een deur, een goot; onzichtbaar is b.v. een bouwverbod.
Teniet gaan van erfdienstbaarheden
Erfdienstbaarheden gaan teniet b.v. door een overeenkomst tot opheffing tusschen de eigenaren van beide erven; door vermenging (indien beide erven in één hand komen); door verjaring, (indien daarvan in 30 jaar geen gebruik is gemaakt).
Onderzoek naar erfdienstbaarheden
Erfdienstbaarheden zijn dikwijls van groote beteekenis; daarom verdient ’t aanbeveling, dat wanneer iemand een onroerend goed wil koopen, hij vooraf ernstig onderzoekt, of het goed met erfdienstbaarheden is bezwaard. Dit onderzoek kan geschie-
den door het goed in oogenschouw te nemen en door inzage van de openbare registers ten hypotheekkantore. (Zie de artt. 721—757 B. W.)