De vermogensbelasting is thans te beschouwen als een aanvulling van de inkomstenbelasting. Deze belasting wil de inkomsten uit vermogen zwaarder treffen dan de overige inkomsten.
Het gefundeerd inkomen geeft een grootere draagkracht. De heffing houdt echter geen verband met de opbrengst, maar met het vermogen zelf. De wet belast zelfs vermogen, dat den eigenaar geen opbrengst geeft, o.a. vermogen in blooten eigendom (d.i. vermogen, waarvan een ander dan de eigenaar de vruchten heeft).In verband met het aanvullend karakter der Vermogensbelasting kent de wet vrijwel dezelfde belastingplichtigen als de wet op de inkomstenbelasting, terwijl verschillende bepalingen in beide wetten dezelfde zijn. We zullen volstaan met naar die bepalingen in de wet op de inkomstenbelasting te verwijzen.
Ook hier beperken we onze beschouwingen tot de binnen het Rijk wonende natuurlijke personen.
Vooropgesteld dient te worden, dat bij de bepaling van de waarde van het vermogen moet uitgegaan worden van de waarde en van den toestand op 1 Mei, of bij aanvang van den belastingplicht op of na 1 Mei, naar den toestand op het tijdstip van dien aanvang.
Wat is vermogen
Onder vermogen verstaat de wet alle zaken, welke geldswaarde hebben.
Vrijstellingen
Onder vermogen worden niet begrepen:
a. goud en zilverwerk, paarlen en edelgesteenten, indien de gezamenlijke waarde van het een en ander niet meer bedraagt dan ƒ2000,—; voorts huisraad in den zin van art. 571 van het Burgerlijk Wetboek, voorwerpen van kunst of wetenschap, kleeren en levensmiddelen, — voor zoover een en ander geen handelsvoorraad is en niet dient voor de uitoefening van eenig beroep of bedrijf.
b. niet tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van den belastingplichtige behoorende:
polissen van lijfrente;
polissen van levensverzekering, indien daarop in geen enkel jaar van den looptijd der verzekering, noch bij het afsluiten der verzekering, een hoogere premie verschuldigd is dan 8 ten honderd van het bedrag, dat door den verzekeraar verschuldigd is bij overlijden van dengene, op wiens leven de verzekering is gesloten;
c. het recht op lijfrenten, voor zoover deze gezamenlijk niet meer bedragen dan ƒ 1200,— per jaar, indien dat recht verkregen is door betaling van een gelijkblijvende premie gedurende ten minste 10 jaren, mits de genieter der lijfrente niet bovendien een belastbaar vermogen van ƒ 16000,— of meer bezit;
d. het recht op pensioenen, welke krachtens wet of verordening zijn toegekend of door particuliere werkgevers ter zake van verrichten arbeid verschuldigd zijn;
e. het recht op het wettelijk vruchtgenot en rechten op periodieke uitkeeringen en verstrekkingen, rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende;
ƒ. nog niet vorderbare termijnen van renten, van uitkeeringen, van bezoldigingen en van andere inkomsten, alsmede nog niet ingeoogste vruchten, die ten minste eenmaal in drie jaar worden ingeoogst;
g. het recht op lijfrenten of andere periodieke uitkeeringen, door ouders aan hun minderjarige kinderen toegekend.
Aangifteplicht
De wet eischt, dat een aangiftebiljet moet worden ingevuld door een ieder, aan wien een biljet is toegezonden en wel binnen twintig dagen na de uitreiking. Ook al zou de invuller van meening zijn, dat hij niet in de vermogensbelasting valt, omdat het vermogen geen ƒ 16000,— bedraagt. Verder (en hierop vestig ik speciaal de aandacht) is hij, die geen aangiftebiljet heeft ontvangen, hoewel hij voor een aanslag in aanmerking komt, verplicht vóór den I5den Juni van het belastingjaar, of wel bij vestiging binnen het Rijk in den loop van het belastingjaar, binnen twee maanden na die vestiging aangifte te doen. Hier moet dus de belastingplichtige maar niet kalm afwachten, zooals bij de inkomstenbelasting is medegedeeld.
Voor het niet doen van aangifte of het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een aangifte, gelden dezelfde strafbepalingen als voor de inkomstenbelasting.
Invulling aangiftebiljet
In het aangiftebiljet voor de vermogensbelasting komen twee kolommen voor.
In kolom I moet worden ingevuld het kapitaal, dat in bedrijf belegd is en het vermogen in blooten eigendom, waaronder wordt verstaan vermogen, waarvan een ander het vruchtgebruik heeft.
In kolom II moet opgaaf geschieden van het vermogen in vollen eigendom buiten bedrijf en het vermogen in vruchtgebruik.
Bij de opgave van het eigen zaakvermogen (dit geldt dus niet voor iemand, die aandeelen heeft in een naamlooze vennootschap) mag worden aangegeven volgens de laatste balans, mits : de balans den stand van zaken aanwijst op geen vroeger tijdstip dan de aanvang van het afgeloopen belastingjaar. Verder moet dan het kapitaalsaldo niet lager zijn, dan wanneer overeenkomstig de bepalingen der wet de activa en passiva stuk voor stuk waren gewaardeerd. Van het kapitaalsaldo mogen worden afgetrokken de kapitaalsonttrekkingen, dus ook die voor privé-opname enz. sedert den datum van de balans. Er moeten worden bij-
geteld de kapitaalstoevoegingen sedert dien datum. Is sedert den datum van de balans winst gemaakt, dan telt die winst dus niet mee bij het kapitaal. Is er sedert dien datum verlies, dan mag dit ook niet van het kapitaalsaldo worden afgetrokken. In dat geval is het gewenscht de activa en passiva per 1 Mei gespecificeerd op te geven. In de practijk is toegestaan niet steeds het kapitaalsaldo te nemen zonder meer. Is dit te hoog, doordat een of meer activa (b.v. de gebouwen) te hoog zijn vermeld, dan mag men daarmee bij de aangifte rekening houden.
Ook indien op de balans goodwill of oprichtingskosten voorkomen, die voor de vermogensbelasting niet belast zijn, mag uitgegaan worden van het kapitaalsaldo en mogen deze hiervan worden afgetrokken. In deze gevallen zal echter het kapitaalsaldo vermeerderd of verminderd moeten worden met de sedert den datum van de balans en 1 Mei gemaakte winst of verlies, omdat de wet uitdrukkelijk vordert de balans, zonder correctie als hierboven omschreven.
Waarde onroerende goederen
Onroerende goederen moeten volgens de wet worden geschat naar de verkoopwaarde. Onder deze verkoopwaarde wordt verstaan de som, die het huis enz. bij publieken verkoop zou opbrengen.
Waarde effecten
Van de effecten, welke genoteerd worden ten beurze te Amsterdam, moet naar den beurskoers worden aangegeven. Deze koersen kan men vinden in de gidsen, die direct na 1 Mei verschijnen.
Voor aandeelen van kleine familievennootschappen moet de geldswaarde der aandeelen naar de laatst bekende gegevens worden opgegeven. Heeft iemand verreweg het meerendeel der aandeelen van een vennootschap, dan is in het algemeen de intrinsieke waarde beslissend. Het feit, dat geen dividend wordt uitgekeerd, speelt dan bij de waardeering geen rol, omdat dit in de hand van den grootaandeelhouder zelf is. De vooruitzichten in het bedrijf en de liquiditeit van de zaak zullen bij de waardeering ook een rol kunnen spelen.
Waarde schuldvorderingen
Schuldvorderingen moeten, indien zij verzekerd zijn door hypotheek, opgegeven worden naar het nominale bedrag, tenzij de vordering of de rente niet voldoende verzekerd zijn. Alleen in die gevallen mag
de vordering lager dan het nominale bedrag worden geschat. Andere vorderingen mogen, indien zij niet onmiddellijk opvorderbaar zijn, worden getaxeerd, waarbij op de gegoedheid van den debiteur moet worden gelet.
Waarde commanditair kapitaal
Commanditair kapitaal omvat de kapitaalsdeelname, verminderd met het eventueel geleden verlies.
Waarde lijfrente
Voor een lijfrente moet de waarde gekapitaliseerd worden door vermenigvuldiging met een getal, dat verband houdt met den leeftijd van dengene gedurende wiens leven de uitkeering moet plaats vinden, en dat vermeld staat op bladzijde 4 van het aangiftebiljet. Is de lijfrente afhankelijk van het leven van meer dan één persoon, dan moet als waarde worden opgegeven het bedrag, waarvoor een dergelijke lijfrente kan worden aangekocht. Goud en zilver, die behooren tot het bedrijf, moeten ook, al is de waarde lager dan ƒ2000,—, steeds worden aangegeven.
Aftrekposten
Afgetrokken mag worden de contante waarde der schulden, alweer naar den toestand van 1 Mei of bij den aanvang van den belastingplicht. Verder mag worden afgetrokken het gekapitaliseerd bedrag aan lijfrente, die men moet betalen. De uitkeering aan een gescheiden echtgenoote mag hier niet worden afgetrokken, omdat dit een uitkeering is rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende.
Vermogen in vruchtgebruik en blooten eigendom
Voor het vermogen in vruchtgebruik moet eerst de volle waarde worden opgegeven. De vermogensbelasting berekent dan de waarde als volgt: van de werkelijke waarde wordt 4 percent genomen, ongeacht de werkelijke rente, die van het kapitaal wordt gemaakt, en dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het getal, dat verband houdt met den leeftijd van den vruchtgebruiker en dat weer te vinden is op blz. 4 onderaan van het aangiftebiljet. Bij vermogen in blooten eigendom trekken we van de werkelijke waarde van het vermogen de waarde van het vruchtgebruik af en vinden dan zoo de waarde van het vermogen in blooten eigendom.
Gehuwde vrouw
De bezittingen van de gehuwde vrouw, alsmede haar schulden, worden beschouwd als bezittingen en schulden van haar man. Dit geldt niet:
1°. bij scheiding van tafel en bed;
2°. bij scheiding van goederen zonder scheiding van tafel en bed;
3°. indien en voor zoover de vrouw voor zich het beheer harer roerende en onroerende goederen en het vrije genot harer inkomsten heeft bedongen.
Echter wordt in de onder 2° en 30 bedoelde gevallen, indien de beide echtgenooten binnen het Rijk wonen, de belasting berekend, als waren de bezittingen en schulden van de vrouw, bezittingen en schulden van den man, maar de belasting wordt over hen omgeslagen in verhouding van ieders zuiver vermogen.
Tarief
Indien het zuiver vermogen minder bedraagt dan ƒ 16000,—, is geen belasting verschuldigd. Bedraagt het zuiver vermogen ƒ 16000 of meer doch minder dan ƒ 30000,— dan is verschuldigd ƒ 2,— van elke geheele som van ƒ 1000,— waarmede het zuiver vermogen het bedrag van ƒ 15000 te boven gaat. Is het zuiver vermogen ƒ 30000 of meer, dan is verschuldigd ƒ 1,— van elke geheele som van ƒ 1000,—. Op dit tarief worden opcenten geheven. In de eerste plaats 55 opcenten ten behoeve van de gewone middelen, verder 80 opcenten ten behoeve van het gemeentefonds. De provincie kan nog maximaal 40 opcenten heffen en de gemeente 50.
Het belastingjaar loopt van 1 Mei tot en met 30 April. Van hen, die op of na 1 Mei belastingplichtig worden, wordt de belasting slechts geheven voor zooveel twaalfde gedeelten, als er nog geheele maanden in het belastingjaar zijn.
Bezwaar- en beroepschriften
Voor het indienen van bezwaarschriften en beroepschriften gelden dezelfde bepalingen als voor de inkomstenbelasting.
Navordering
Voor navordering gelden dezelfde bepalingen als voor de inkomstenbelasting. Alleen bestaat hier altijd de verplichting tot het doen van aangifte, wanneer men een vermogen van ƒ 16000,— of meer bezit.
Ontheffingen
Ontheffing van den aanslag over de nog niet ingetreden maanden van het belastingjaar wordt verleend aan den belastingplichtige, die het Rijk metterwoon verlaat.
Bij overlijden van den belastingplichtige wordt, indien het vermogen, waarvoor hij is of wordt aangeslagen, geheel
of ten deele bestond uit vruchtgebruik of recht op lijfrente, aan zijn erfgenamen over de nog niet ingetreden maanden van het belastingjaar geheele of gedeeltelijke ontheffing van zijn aanslag verleend.
Grondslag voor het berekenen der ontheffing is het verschil tusschen den aanslag en de belasting, die over gelijk tijdvak zou zijn geheven, indien de onder het vorige lid vallende bestanddeelen van het vermogen buiten aanmerking waren gelaten. Aan den belastingplichtige wordt, indien zijn zuiver vermogen door het eindigen van een vruchtgebruik of van een recht op lijfrente daalt beneden drie vierde van het bedrag, waarnaar zijn aanslag is of wordt geregeld, over de nog niet ingetreden maanden van het belastingjaar een ontheffing op den aanslag verleend. Grondslag voor het berekenen van de ontheffing is het verschil tusschen den aanslag en de belasting, die naar het overgebleven zuiver vermogen over gelijk tijdvak zou zijn geheven.
De ontheffing wordt niet verleend, indien binnen drie maanden het zuiver vermogen, door het ontstaan van een nieuw vruchtgebruik of recht op lijfrente, stijgt tot of boven het hiervoren bedoelde drie vierde gedeelte.
Bij de toepassing van de laatste twee ontheffingen wordt met vruchtgebruik gelijk gesteld het zakelijk recht van gebruik; met lijfrente gelijkgesteld elke van het leven afhankelijke periodieke uitkeering en verstrekking, indien het recht daarop in den zin dezer wet tot de bezittingen behoort. Alle ontheffingen moeten uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het belastingjaar worden aangevraagd aan den inspecteur. Beroep tegen de uitspraak van den inspecteur staat open bij den Raad van Beroep door het indienen van een met redenen omkleed beroepschrift binnen een maand, nadat de uitspraak van den inspecteur per post is verzonden of tegen gedagteekend ontvangbewijs is uitgereikt. De inspecteur kan ook ambtshalve de ontheffing verleenen.
Voorkoming van dubbele belasting.
Indien een belastingplichtige tevens in Nederlandsch-Indië aan een vermogensbelasting is onderworpen, wordt de over zijn geheele zuiver vermogen berekende belasting verminderd met de belasting, welke hij verschuldigd zou zijn geweest, indien het zuiver vermogen slechts bestaan had uit de bestanddeelen, welke tezamen het in Nederlandsch-Indië belastbare zuivere vermogen samenstellen.
Verschuldigdheid van belasting.
De vermogensbelasting, die verschuldigd is door een minderjarige voor vermogen, waarvan zijn ouders het wettelijk vruchtgenot hebben, komt ten laste van de ouders. Voor den geheelen aanslag van een minderjarige is zijn wettelijke vertegenwoordiger aansprakelijk.