Gepubliceerd op 12-09-2021

De vennootschap

betekenis & definitie

Een vennootschap is een overeenkomst, waarbij twee of meer personen zich verbinden een bedrijf voor gemeenschappelijke rekening uit te oefenen, teneinde de daarin gemaakte winst gezamenlijk te deelen of het verlies te dragen. De vennootschappen worden verdeeld in :

1e. De burgerlijke maatschap.
2e. De handelsvennootschappen.

Doel burgerlijke maatschap

De burgerlijke maatschap heeft een burgerlijk bedrijf tot voorwerp. Hieronder verstaat men een bedrijf, dat niet behoort op het terrein van den handel, b.v. een associatie van advocaten, accountants of een vennootschap van een paar leeraren, die voor gemeenschappelijke rekening een cursus geven. In al deze gevallen is er geen sprake van handel. Het zijn dus geen handelsvennootschappen, doch een z.g. burgerlijke maatschap. De handelsvennootschappen worden in het wetboek van Koophandel geregeld, (art. 14 e.v. W. v. K.)

De Burgerlijke maatschap is geen rechtspersoon. Zij komt tot stand door een consensueel contract. Zij kan dus door mondelinge afspraak worden opgericht, doch ’t is zeer gewenscht een acte op te maken.

Alleen de vennoot, die handelt, is aansprakelijk

De maatschap werkt niet tegen derden, d.w.z. indien een der vennooten met derden contracteert, kunnen de medevennooten niet door die derden tot uitvoering van het contract worden aangesproken, zooals bij de vennootschap onder een firma wel het geval is.

Derden kunnen alleen den vennoot aanspreken, die handelend is opgetreden, tenzij deze uitdrukkelijk namens de vennootschap optrad.

Inbreng kapitaal of nijverheid.

Iedere vennoot moet iets in de vennootschap inbrengen. Deze inbreng bestaat uit kapitaal of arbeid. Het kapitaal kan bestaan in goederen, gelden en rechten, b.v. een concessie, een auteursrecht of een octrooirecht. Door den inbreng worden alle vennooten eigenaren van de ingebrachte zaken. Iedere vennoot, die zaken inbrengt, wordt voor zijn inbreng in de boeken der vennootschap gecrediteerd.

Men kan natuurlijk alleen die zaken inbrengen, welke vatbaar zijn voor overdracht. Een recht, dat aan den persoon van den rechthebbende is verbonden, is niet vatbaar voor inbreng, omdat bedoeld recht niet kan worden overgedragen, b.v. het recht van gebruik en bewoning, (art. 870 B. W.)

Eigendom of genot inbreng.

Men kan den eigendom, maar ook uitsluitend het genot eener zaak in de vennootschap inbrengen. Indien onroerend goed wordt ingebracht, moet dit bij een acte worden geconstateerd, en zal deze acte worden overgeschreven in de openbare registers ten hypotheekkantore cf. art. 671 B. W.

Winstverdeeling

Iedere vennoot heeft recht op een aandeel in de winst; er mag niet bepaald worden, dat één hunner alle winst zal genieten, (het leeuwenbeding) Wel mag er overeengekomen worden, dat één der vennooten het geheele verlies zal lijden. Indien tusschen partijen de winstverdeeling niet is geregeld, wordt de winst verdeeld in verhouding tot den kapitaalinbreng. A. brengt b.v. ƒ 20000.—, B. ƒ 10000.— en C. ƒ 5000.— in. Dan ontvangt A. 4/7 in de winst, B. 2/7 en C. 1/7. Hij, die alleen zijn nijverheid inbrengt, d.i. zijn arbeidskracht en geen kapitaal, staat voor de winstverdeeling gelijk met hem, die het minste kapitaal inbracht, (art. 1670 en 1672 B. W.) Partijen mogen van deze regeling der winstverdeeling afwijken en b.v. bepalen, dat de winst tusschen de vennooten gelijk wordt verdeeld.

Einde der Vennootschap.

De vennootschap wordt ontbonden :

1e. door verloop van den bepaalden tijd. Partijen kunnen alzoo bij de oprichting den duur der vennootschap bepalen;
2e. door de vernietiging der zaak of de volbrenging der handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt. Twee aannemers associeeren zich b.v. om voor gezamenlijke rekening een bouwwerk, als aannemers, te stichten. Zoodra dit werk is voltooid, is daarmede de maatschap geëindigd;
3e. door den enkelen wil van eenige of van slechts één der vennooten. Dit geldt alleen, indien voor de vennootschap geen bepaalde tijd is vastgesteld;
4e. door den dood van een der vennooten. Voor dat geval kan echter worden bepaald, dat de overgebleven vennooten te zamen of dezen met de erfgenamen van den overleden vennoot, de vennootschap voor gezamenlijke rekening zullen voortzetten;
5e. door de curatele van een der vennooten. Een minderjarige kan als vennoot in een vennootschap worden opgenomen, mits hij daartoe beperkte handlichting heeft verkregen, cf. art. 484 B. W.;
6e. door het faillissement van een der vennooten. (Zie de artt. 1655 e.v. B, W.).

< >