Gepubliceerd op 12-09-2021

De onteigeningswet

betekenis & definitie

Doel

De Onteigeningswet geeft de Overheid de middelen in de hand, om de conflicten op te lossen, welke kunnen ontstaan, doordat in bepaalde gevallen de handhaving van het particuliere eigendomsrecht in strijd zou komen met het algemeen belang. Men denke aan gevallen, dat een noodige verkeersweg, spoorweg, enz. niet tot stand kan komen, doordat de eigenaar van een der perceelen, waarover het werk moet loopen, weigert van zijn eigendom afstand te doen. In dergelijke gevallen kan tot onteigening worden overgegaan, d.w.z. de eigendom wordt aan den oorspronkelijken eigenaar ontnomen en toegekend aan dengene, die het werk zal uitvoeren.

Algemeen nut.

Hieruit volgt reeds aanstonds, dat het volstrekt niet noodzakelijk is, dat degene, te wiens behoeve onteigend wordt, een overheidslichaam is. Ook ten behoeve van particuliere instellingen (b.v. spoorwegmaatschappij, ziekenhuisbestuur) kan onteigening uitgesproken worden, mits maar het belang, waarvoor de onteigening noodig is, een publiek, algemeen belang is.

Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke diep ingrijpende maatregel niet lichtvaardig genomen mag worden en dat dan ook de Onteigeningswet de noodige waarborgen schept, dat niet onnoodig tot onteigening wordt overgegaan, en anderzijds, dat, indien zulks geschiedt, de eigenaar en andere rechthebbenden op het onteigende goed een billijke schadeloosstelling ontvangen.

Welke goederen onteigend kunnen worden.

De meeste onteigeningen in normale omstandigheden betreffen onroerend goed, omdat men in verband met de ligging en het ontworpen werk een bepaald stuk onroerend goed, en geen ander kan gebruiken. Heeft men roerende goederen noodig, dan zullen die in den regel wel door andere gelijksoortige kunnen worden vervangen, zoodat onteigening van bepaalde roerende goederen gewoonlijk niet noodig is. Toch kunnen ook roerende goederen onteigend worden en dat is in sommige gevallen noodig. Ziet een dijkgraaf b.v., dat een dijk op doorbreken staat en hij acht het noodig dien door zandzakken te versterken, dan kan hij zakken en zand, zoo noodig onmiddellijk in bezit nemen en onteigenen. Ook goederen, die gevaar voor besmetting opleveren, kunnen onteigend worden.

Verder kunnen onteigend worden erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten, octrooien en de aanvragen om octrooi.

Waarborgen.

Uit het hierboven gezegde volgt reeds aanstonds, dat de waarborgen, die de wet schept, niet in alle gevallen gelijk kunnen zijn. Normaliter wordt geëischt, dat van ieder afzonderlijk werk bij afzonderlijke wet het algemeen nut moet worden geconstateerd en de algemeene richting van het werk wordt aangegeven. Deze wet zelf komt weer niet tot stand, dan nadat de belanghebbenden hun bezwaren ter kennis hebben kunnen brengen. Nadat deze wet is tot stand gekomen, moet getracht worden den eigendom der benoodigde perceelen langs minnelijken weg te verkrijgen en eerst wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt de onteigenings-procedure gevolgd, waarover straks nog enkele woorden.

Het spreekt echter vanzelf, dat in gevallen van brand, oorlog, watersnood, besmetting enz. de lange weg van een voorafgaande wettelijke verklaring niet afgewacht kan worden. De onteigening heeft dan plaats bij besluit van de daartoe aangewezen autoriteit.

Schadeloosstelling

Wel kan men zeggen, dat in het algemeen degene, die zijn eigendom in het publiek belang moet prijsgeven, daarvoor steeds een billijke schadevergoeding zal krijgen. Deze schadeloosstelling zullen partijen onderling moeten zien vast te stellen; indien zij niet tot overeenstemming geraken, zal de rechter, voorgelicht door deskundigen, die moeten vaststellen. Die vaststelling geschiedt in normale gevallen, voordat de eigendom van het onteigende goed aan de onteigenende partij overgaat, doch in spoedgevallen, nadat die onteigening, althans de inbezitneming, heeft plaats gehad.

Bij onteigening, vooral van onroerende goederen, gaat het vaak om groote belangen en hij, die er bij betrokken wordt, zal verstandig doen, zich van den noodigen juridischen bijstand te voorzien. Toch zullen wij hier nog even ingaan op den gang van zaken bij onteigening in gewone gevallen, waarvan de kennis voor velen van belang is. De onteigeningen in bijzondere gevallen moeten wij, in verband met de hier ter beschikking staande plaatsruimte, verder buiten beschouwing laten.

Onteigening in gewone gevallen

Voordat de wet, die de onteigening zal uitspreken, wordt ingediend, worden de plannen en kaarten ter visie gelegd op de secretarieën der gemeente, waarin de te onteigenen perceelen gelegen zijn.

Gedurende den termijn van ter visie-legging en 8 dagen daarna kunnen belanghebbenden hun bezwaren kenbaar maken bij het betrokken Departement en die desgewenscht mondeling toelichten.

Is dan eenmaal de wet, waarbij het algemeen nut der onteigening wordt uitgesproken, tot stand gekomen, dan worden uitgewerkte teekeningen en kaarten van het werk wederom ter visie gelegd op de secretarieën der gemeenten, waarin de te onteigenen perceelen liggen. Een Commissie uit Ged. Staten, bijgestaan door een ingenieur en het hoofd van het plaatselijk bestuur, geeft in ieder van die gemeenten den belanghebbenden de gelegenheid van hun bezwaren te doen blijken; van de zittingen dezer commissie wordt een proces-verbaal opgemaakt en aan het betrokken departement opgezonden. Binnen zes maanden, nadat die commissie (of commissies) haar arbeid beëindigd hebben, worden dan de te onteigenen perceelen bij Koninkl. Besluit definitief aangewezen, met aanwijzing van de kadastrale nummers, de eigenaren, enz.

Procedure.

Wordt de eigendom der perceelen dan niet langs minnelijken weg verkregen, dan wordt de onteigening gevraagd in een procedure voor de Arrondissements-Rechtbank, die in vele opzichten spoediger verloopt dan de normale civiele procedure. De Rechtbank stelt, na voorlichting door deskundigen, de te betalen schadeloosstelling vast. Is deze niet hooger dan de onteigenende partij reeds aange-

boden had te betalen, dan wordt de onwillige eigenaar in de kosten veroordeeld; is zij hooger, dan moet de onteigenende partij de kosten betalen.

Gedeeltelijke onteigening

Met gedeeltelijke onteigening van een gebouw behoeft de eigenaar geen genoegen te nemen. Hij kan dan vorderen, dat het geheele gebouw onteigend wordt.

Met gedeeltelijke onteigening van een erf moet de eigenaar genoegen nemen, indien het hem overblijvende stuk grooter is dan 10 A, en meer dan 25% van zijn oorspronkelijk bezit. Wordt door de onteigening het hem overblijvende kleiner dan 10 A, of minder dan 25% van zijn geheele bezit, dan kan hij vorderen, dat de onteigenende partij het geheel onteigent.

Veranderingen na ter visie legging

Nieuwe getimmerten of veranderingen, aangebracht, nadat het uitgewerkte plan ter visie is gelegd, (zie boven) komen bij de berekening van de schadeloosstelling niet in aanmerking. Waardevermindering van het overblijvende, ten gevolge van de onteigening, wordt bij de berekening in acht genomen.

Huur

Loopende huur wordt door de onteigening gebroken. De huurder krijgt als schadeloosstelling twee jaar huur, of indien hij nog minder dan een jaar huur had, één jaar. Hebben echter de te velde staande vruchten een hoogere waarde dan de huurprijs van twee, resp. één jaar, dan krijgt de huurder die waarde vergoed.

Met verhuring, die is ingegaan of verlengd na de ter visielegging van het uitgewerkt plan, wordt geen rekening gehouden.

Zakelijke rechten

Voor de berekening der schadeloosstelling voor verlies door de onteigening van erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, grondrente, erfpacht worden nadere regelen gesteld.

Cassatie

Tegen het vonnis is geen hooger beroep toegelaten, wel cassatie, die echter binnen drie dagen moet worden ingesteld door een verklaring voor den griffier.

Voorloopige inbezitneming

De onteigenende partij verkrijgt den eigendom der goederen door de inschrijving van het vonnis in de openbare registers tegen overlegging van een bewijs, dat de vastgestelde schadeloosstelling is betaald.

(Bij weigering van den onteigende om de schadeloosstelling te aanvaarden, kan deze worden geconsigneerd, in welk geval de president der Rechtbank een bevelschrift tot inbezit-stelling afgeeft.) Intusschen kan degene, te wiens behoeve onteigend v/ordt, ook vorderen, dat hij nog, voordat die betaling of consignatie heeft plaats gehad, in het feitelijk bezit van het goed wordt gesteld. In dat geval bepaalt de rechter-commissaris het bedrag, waarvoor de onteigenende partij zekerheid moet stellen. Wordt later de onteigening geweigerd, dan kan de oorspronkelijke eigenaar de onteigenende partij weer van haar goed verwijderen (met den sterken arm) en moet deze laatste schadevergoeding betalen.

Niet-uitvoering van het werk

Wordt het werk, waarvoor onteigend was, niet binnen een jaar na het eindvonnis aangevangen, wordt het werk een jaar lang gestaakt of zijn er andere omstandigheden, die er op wijzen, dat het werk niet zal worden ondernomen, zonder dat in al deze gevallen van overmacht sprake is, dan kan de onteigende zijn goed terugvorderen in den staat, waarin het zich bevindt, onder gehoudenheid om in evenredigheid van wat hij terug ontvangt, de door hem ontvangen schadeloosstelling terug te betalen.

< >