Doel der wet
De Ongevallenwet heeft ten doel om arbeiders in verzekeringsplichtige ondernemingen, die in verband met hun dienstbetrekking getroffen worden door een ongeval of beroepsziekte (lood- en kwikvergiftiging, miltvuur en mijnwormziekte) de geldelijke schade, daardoor geleden, te vergoeden.
De wet zelf bevat slechts de groote hoofdlijnen van deze belangrijke sociale voorziening. De nadere uitwerking en detailleering zijn vastgesteld in verschillende algemeene maatregelen van bestuur, Koninklijke en Ministerieele besluiten, die soms zeer uitgebreid en ingewikkeld zijn en wiskunstige formules bevatten, die den wiskunstig niet-geschoolden lezer doen duizelen. Wij zullen ons hier, overeenkomstig den opzet van dit werk, houden aan de groote lijnen der regeling.
Wie zijn verzekerd?
Verzekerd zijn alle „werklieden” in dienst eener onderneming, onverschillig welk loon zij verdienen. Verdienen zij echter meer dan 8 gulden per dag, dan telt het meerdere voor de verzekering niet mee, noch wat premie betreft, noch wat eventueele uitkeering bij ongeval betreft. De deftige bankdirecteur is derhalve, zoo goed als de slagersjongen, „werkman” in den zin der ongevallenwet, maar hij kan nooit een hoogere uitkeering ontvangen dan berekend naar ƒ 8 per dag.
Werklieden evenwel, die niet in dienst zijn van een onderneming (zooals b.v. dienstboden, kantoorbedienden van een advocaat, verpleegster bij een arts) zijn niet verzekerd. Te werk gestelden bij een werkverschaffing daarentegen wel. Land- en tuinbouw, waarvoor een afzonderlijke Land- en Tuinbouw-ongevallenwet geldt, zeescheepvaart en zeevisscherij vallen niet onder deze wet.
Het loon
De eventueele uitkeering bij ongeval is afhankelijk van het loon van den getroffene, terwijl ook de premie daarnaar berekend wordt, zoodat het van groot belang is zijn loon vast te stellen, hetgeen niet altijd even gemakkelijk is, doordat het loon niet altijd uitsluitend uit een geldsbedrag bestaat (b.v. kost en inwoning) en soms niet eens door den werkgever wordt betaald, (fooien) dikwijls ook wisselend is, afhankelijk van seizoen-invloeden, enz., terwijl in andere gevallen heelemaal geen loon wordt uitbetaald. De wet geeft de regelen aan, waarnaar het loon wordt berekend, of waarop het wordt gefixeerd.
De schadeloosstellingen
De getroffene door een ongeval ontvangt van de Rijksverzekeringsbank:
1e. vrije genees- en heelkundige behandeling, waarbij in het algemeen de getroffene de vrije artsenkeuze heeft. Voorts, indien noodig voor herstel of bevordering der arbeidsgeschiktheid, kunstledematen, invalidenwagentje, bril, enz.;
2e. een tijdelijke uitkeering van 80% van het gemiddelde dagloon in de voorafgaande kalenderweek door gelijksoortige arbeiders verdiend. Deze uitkeering geschiedt, zoolang de arbeidsongeschiktheid duurt, doch ten hoogste 6 weken na het ongeval;
3e. is na verloop van deze 6 weken de arbeider nog niet, of nog niet volledig tot werken in staat, dan ontvangt hij een rente in verhouding tot zijn arbeidsongeschiktheid, tot ten hoogste 70% van het gemiddeld dagloon, door hem in het voorafgaande jaar verdiend. In gevallen van hulpbehoevendheid (b.v. blinden) kan deze rente tot 100% van het dagloon stijgen;
4e. ingeval van overlijden de begrafeniskosten, in het algemeen tot een bedrag van 30 maal het dagloon;
5e. ingeval van overlijden ontvangen de nabestaanden een rente, nl. de weduwe en weezen. (tot hun 17de jaar) Wanneer de overledene kostwinner was van zijn ouders, grootouders, kleinkinderen of schoonouders, kunnen ook dezen voor een uitkeering in aanmerking komen, doch daardoor mag de rente der weduwe en weezen niet in het gedrang komen. De gezamenlijke uitkeeringen aan de nagelaten betrekkingen mogen nl. niet meer dan 60% van het loon bedragen. Gaat de weduwe een nieuw huwelijk aan, dan verliest zij haar rente, doch ontvangt als afkoopsom ineens een bedrag, gelijkstaande aan tweemaal de jaarrente;
6e. de getroffene kan op zijn verzoek tot een anderen werkkring opgeleid worden op kosten der Bank;
7e. indien bij een scheepsramp van een verzekerd vaartuig
een lid van de bemanning zijn geheele uitrusting verliest, ontvangt hij daarvoor een vergoeding.
Gevallen, waarin de schadeloosstelling niet of niet ten volle wordt uitbetaald,
a. Geen enkele schadeloosstelling wordt uitbetaald, indien de getroffene het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Indien evenwel het ongeval aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten, zonder dat echter opzet in het spel is, blijft zijn recht op schadeloosstelling onverkort.
Is het ongeval opzettelijk veroorzaakt door een der nagelaten betrekkingen van den getroffene, dan kan deze op geenerlei uitkeering aanspraak maken.
b. Is het ongeval veroorzaakt door dronkenschap van den getroffene, dan wordt de tijdelijke uitkeering gedurende de eerste 6 weken na het ongeval tot op de helft verminderd. De geregelde rente, die na de eerste 6 weken wordt uitbetaald, wordt dan ten volle uitgekeerd, ten einde het gezin van den getroffene niet altijd te laten boeten voor de dronkenschap van den kostwinner.
c. Het recht op schadeloosstelling gaat voorts verloren, indien de getroffene weigert zich te onderwerpen aan een ondervraging of onderzoek door de Bank, haren deskundige of controleerend geneesheer, en indien hij zonder gegronde reden weigert zich te laten opnemen in een observatieinrichting. Eventueele bezwaren daartegen van den getroffene worden onderzocht, hetzij door een commissie van deskundigen, (indien de bezwaren met den gezondheidstoestand van den getroffene verband houden) hetzij door den Raad van Arbeid.
d. De rentetrekker, die drie maanden of langer in een strafinrichting moet doorbrengen, verliest gedurende den tijd, dat hij zijn straf uitzit, of zich door vlucht daaraan onttrekt, zijn recht op rente. De Minister kan dan evenwel ten behoeve van zijn gezin over het ingehouden bedrag of een deel daarvan beschikken.
Gevarenklasse en gevarencijfer.
Niet alle bedrijven leveren eenzelfde risico voor ongevallen op. De kantoorbediende op een bank zal minder kans hebben op een bedrijfsongeval dan b.v. een glazenwasscher of steigerzetter in een groote stad. Het risico, dat de R.V.B. loopt voor den eerstgenoemde, is dus geringer dan voor den laatste, en dienovereenkomstig kan ook de premie, voor den kantoorbediende te betalen, lager zijn dan die voor een glazenwasscher. Ten behoeve van de vaststelling der premie zijn de verschillende bedrijven ingedeeld in gevarenklassen, terwijl ieder bedrijf zijn gevarencijfer krijgt. Door vermenigvuldiging van dit cijfer met het grondtarief wordt de premie vastgesteld.
De kosten.
De kosten der ongevallenverzekering worden door de werkgevers gedragen, en mogen door hen niet op het loon der arbeiders worden verhaald.
Die kosten kunnen de werkgevers voldoen door óf het risico van ongevallen zelf te dragen (hetgeen practisch alleen voor groote werkgevers mogelijk is) of door een premie te betalen.
In het laatste geval kunnen zij zich aansluiten hetzij bij de R.V.B., hetzij bij een risico-vereeniging of N.V. Steeds echter ontvangt de getroffene zijn schadeloosstelling van de R.V.B., die zich op haar beurt tegenover de eigen-risico-dragers of de risico-dragende vereeniging of N.V. weer dekt met een pand voor zekerheid, dat zij aan hun verplichtingen zullen voldoen.
Eerste hulp en aangifte
Heeft een ongeval plaats gehad, dan is de werkgever verplicht te zorgen, dat de noodige geneeskundige hulp wordt ingeroepen. Binnen 24 uur, nadat die hulp is verleend, en in ieder geval binnen 2 maal 24 uur, nadat het ongeval heeft plaats gehad, moet hij daarvan op een kosteloos verkrijgbaar formulier aangifte doen ten postkantore. Een ieder is verplicht de R.V.B. de noodige inlichtingen betreffende het ongeval te geven; de werkgever moet dat desgevraagd ook schriftelijk doen.
Het onderzoek
Heeft een ongeval ernstige gevolgen, (dood of arbeidsongeschiktheid gedurende meer dan 6 weken) dan heeft in den regel vanwege de R.V.B. een onderzoek plaats, waarbij wordt vastgesteld : de oorzaak en de aard van het ongeval, naam, woonplaats en loon van den getroffene, omschrijving van het lichamelijk letsel, en ingeval van overlijden: namen en woonplaatsen der nagelaten betrekkingen, die eventueel op een uitkeering aanspraak kunnen maken. Dit onderzoek heeft plaats door een aangewezen ambtenaar der R.V.B., die getuigen en deskundigen kan oproepen. De getroffene en de werkgever kunnen in persoon of bij gemachtigde tegenwoordig zijn en de werkgever kan te zijnen koste deskundigen dagvaarden.
Vaststelling en uitkeering schadeloosstelling.
De bedragen der uitkeeringen en schadeloosstellingen worden zoo spoedig mogelijk door het bestuur der R.V.B. vastgesteld en betaalbaar gesteld. Uiteraard kan de geregelde rente eerst na verloop van den termijn van 6 weken worden vastgesteld, de tijdelijke uitkeering eerst na verloop van drie dagen na het ongeval.
Bezwaren.
Tegen het bedrag der voorloopig toegekende rente kan zoowel de rentetrekker als de werkgever of risico-dragende vereeniging of N.V. bezwaren inbrengen. Ook kan de getroffene, die meent aanspraak te hebben op een uitkeering, een daartoe strekkend verzoek bij de R.V.B. indienen. Betreft het een ongeval, waarvoor nog geenerlei uitkeering is toegekend, dan moet dit verzoek geschieden binnen een jaar na het ongeval, of indien de getroffene is overleden, binnen het jaar na diens overlijden. Later ingediende verzoeken worden niet ontvankelijk verklaard, tenzij aangetoond kan worden, dat de gevolgen van het ongeval zich niet eerder hebben geopenbaard of niet eerder als zoodanig zijn herkend. In het laatste geval moet het verzoek zijn ingediend binnen een jaar, nadat de gevolgen zich hebben geopenbaard of zijn herkend.
Wijziging in een beslissing
Is eenmaal omtrent een rente eenige beslissing genomen, onverschillig of dat was een toekenning, weigering, beëindiging of ontneming der rente, dan kan in die beslissing later wijziging worden gebracht, indien een zoodanige verandering in den toestand van den getroffene intreedt, dat, indien deze eerder bekend ware geweest, zij invloed op de beslissing zou hebben gehad, of indien nieuwe feiten en omstandigheden bekend worden, die invloed op de beslissing gehad zouden hebben. Die nieuwe beslissing kan genomen worden, hetzij op initiatief van de R.V.B. zelf, hetzij op verzoek van den getroffene of diens nagelaten betrekkingen, hetzij op verzoek van den werkgever of de risico-dragende vereeniging of N.V. Eenmaal uitgekeerde schadeloosstellingen kunnen echter nimmer worden teruggevorderd.
Uitbetaling.
De uitbetalingen hebben in den regel plaats ten postkantore van de woonplaats van den getroffene, en wel op Dinsdag.
Onvatbaarheid voor beslag, enz
Aangezien de uitkeeringen ingevolge de Ongevallenwet in de eerste plaats bestemd zijn om er voor te zorgen, dat ondanks het ongeval de getroffene en zijn gezin niet zonder inkomsten blijven, kunnen zij niet worden beleend, verpand of gecedeerd. Ook kunnen zij niet in beslag genomen worden en vallen buiten faillissement.
Verjaring.
Termijnen van schadeloosstellingen, die binnen het jaar na hun betaalbaarstelling niet zijn ingevorderd, zijn verjaard, tenzij aangetoond kan worden, dat de belanghebbende niet eerder tot invordering in staat is geweest. Is een rente 5 achtereenvolgende jaren niet geïnd, dan is het geheele recht op de rente vervallen. In dit geval kan de Minister het recht evenwel herstellen.
Afkoop van rente
Een geregelde rente kan worden afgekocht door uitbetaling van 3 maal de jaarrente in eens, en wel in de volgende gevallen :
1e. op verzoek van den rentetrekker. Noodig is dan, dat de rentetrekker nog geen 50 jaar is, en dat zijn uitkeering berekend is naar 15% arbeidsongeschiktheid of minder;
2e. op verzoek van den rentetrekker-vreemdeling, (of nagelaten betrekkingen) indien hij in het buitenland woont. De arbeidsongeschiktheid kan dan grooter zijn dan 15%;
3e. op initiatief van de R.V.B., (dus eventueel ook tegen den wensch van den betrokkene) indien de rentetrekker langer dan een jaar buiten Nederland, Duitschland of België woont. Noodig is dan, dat hij nog geen 50 jaar is en dat zijn rente (wel te onderscheiden van arbeidsongeschiktheid) minder dan 21% van het dagloon bedraagt.
Na afkoop bestaat ter zake van hetzelfde ongeval geen enkel recht op schadeloosstelling meer.
De Fabrieksarts.
Zooals wij zagen, moet van elk ongeval, dat op een onderneming plaats vindt, aangifte worden gedaan. Intusschen groeide bij verschillende grootere ondernemingen de practijk, dat zij een eigen fabrieksarts aanstelden, die de kleinere ongevallen zelf behandelde, zonder dat deze werden aangegeven. Deze toestand, die tegen de letter der wet indruischte, leverde in het algemeen voor den arbeider geen nadeel op, doch vaak voordeel, omdat geneeskundige hulp nu aanstonds na het ongeval ter plaatse was en derhalve de gevolgen tot een minimum konden worden beperkt. Toch kon het voor den getroffene nadeel opleveren, indien het ongeval zich aanvankelijk onbeduidend liet aanzien, doch na eenigen tijd zich gevolgen openbaarden. Dan kon de termijn, waarbinnen een verzoek om schadeloosstelling kan worden ingediend, verloopen zijn. Daarom is bij een latere wijziging van de wet het instituut van den fabrieksarts erkend en nader geregeld.
Volgens deze regeling moet de eigen geneeskundige dienst officieel worden erkend, hetgeen niet kan geschieden, dan wanneer hij voldoet aan bepaalde eischen. Kleine ongevallen behoeven dan niet afzonderlijk te worden aangegeven, doch worden ingeschreven in het ongevallenregister, door welke inschrijving de getroffenen in gelijke positie gaan verkeeren als degenen, die een schadeloosstelling ter zake van een ongeval hebben gekregen, zoodat hun recht op een later noodig blijkende rente niet verloren gaat. De tijdelijke uitkeering (gedurende de eerste 6 weken) geschiedt in dit geval niet door de R.V.B., maar door den werkgever zelf.
Geschiedt de eerste geneeskundige hulp door den fabrieksarts, voor de verdere behandeling behouden de getroffenen de vrije artsenkeuze en kunnen zij zich dus ook wenden tot een anderen geneeskundige. Meent de getroffene, dat de werkgever zich niet houdt aan zijn verplichtingen ter zake van de geneeskundige behandeling of de tijdelijke uitkeering, dan kan hij bezwaren inbrengen bij de R.V.B., naar welker uitspraak de werkgever zich moet gedragen.
Tegenover deze verplichtingen van den werkgever staat, dat zijn onderneming in een lagere gevarenklasse wordt gebracht, omdat de Bank een geringer risico heeft te dragen.
Beroep
Tegen de meeste beslissingen van de R.V.B. staat beroep open, in eerste instantie bij de Raden van Beroep, en van de beslissingen dezer Raden bij den Centralen Raad van Beroep te Utrecht.
De werkgever moet het beroep instellen binnen een maand na de dagteekening der mededeeling van de beslissing. Het beroep is niet ontvankelijk :
1e. na verloop van genoemden termijn van een maand;
2e. indien de premie niet op tijd betaald is;
3e. in dien het te weinig betaalde niet tijdig is aangezuiverd.
De werknemer moet zijn beroep eveneens binnen denzelfden termijn indienen, doch hij kan alsnog ontvankelijk worden verklaard, indien hij zijn beroep later instelt en daarbij aantoont, dat het werd ingesteld binnen een maand, nadat hij redelijkerwijs van de beslissing heeft kunnen kennis nemen.
Vrijwillige verzekering.
Kleinere werkgevers, die, wat hun economische positie betreft, dikwijls niet boven die van arbeiders staan, kunnen zich vrijwillig tegen bedrijfsongevallen verzekeren. Zij bepalen daarbij zelf het bedrag, dat zij geacht willen worden te verdienen, tot ten hoogste ƒ 8 per dag.
Invloed op burgerlijk recht
Indien den werkgever eenige schuld of nalatigheid treft voor het ongeval, b.v. door het niet nemen van de noodige veiligheidsmaatregelen, dan zou de arbeider hem volgens de regelen van het gewoon burgerlijk recht deswege kunnen aanspreken. In dat geval zou de verzekerde echter tweemaal vergoeding ontvangen. Daarom is bepaald, dat de werkgever door de ongevallenverzekering ontheven is van zijn gewone civielrechtelijke aansprakelijkheid, behalve voor wat de arbeider meer verdiende dan ƒ 8 per dag. (over dat gedeelte ontvangt de arbeider immers geen schadeloosstelling) Voorts blijft de aansprakelijkheid bestaan, indien het ongeval veroorzaakt is door een misdrijf als brandstichting e.d. van den werkgever, doch alleen indien de werkgever deswege strafrechtelijk veroordeeld is.
Gemoedsbezwaren.
Er bestaat een niet onbelangrijke groep personen in ons land, vooral van streng-kerkelijke
richting, die gemoedsbezwaren heeft tegen elke verzekering, van welken aard ook, dus ook tegen een ongevallenverzekering. De wetgever wilde aan deze gemoedsbezwaren zooveel mogelijk tegemoet komen, doch liet hij hen vrij zonder meer, dan zou het aantal „gemoedsbezwaarden’ ’vermoedelijk onrustbarend stijgen en van de Ongevallenwet zou niet veel terecht komen. Daarom is bepaald, dat dezulken vrijgesteld kunnen worden van den verzekeringsdwang, maar aan den anderen kant zullen zij op hun belastingbiljet het bedrag terugvinden, dat zij anders als „premie” zouden hebben moeten betalen, vermeerderd met 25%. Zij betalen dus geen „premie”, maar een hoogere „inkomstenbelasting”. De arbeiders in hun ondernemingen worden behandeld als in wel verzekerde bedrijven. Of de aldus „vrijgestelden” zich hierdoor erg bevredigd zullen gevoelen, mag zeker aan twijfel onderhevig worden geacht.
Verjaringstermijn vorderingen
Vorderingen op de R.V.B. ter zake der Ongevallenwet, behalve die wegens schadeloosstellingen en tractementen, verjaren door een termijn van 2 jaar.