Gepubliceerd op 12-09-2021

De grondbelasting

betekenis & definitie

Grondslag der heffing

De Grondbelasting wordt geheven krachtens de wet van 26 Mei 1870, later meermalen gewijzigd. Belastingplichtig is hij, die krachtens een zakelijk recht het genot heeft van een ongebouwd of gebouwd eigendom.

De belasting wordt geheven door het Rijk, maar de gemeente ontvangt drie vierden van de zuivere opbrengst. Verder worden op de hoofdsom nog opcenten geheven, zoowel door de gemeente als door de provincie, terwijl voor 1934 het Rijk op de hoofdsom der gebouwde eigendommen 20 opcenten heft.

Bedrag van de belasting

De hoofdsom bedraagt voor de gebouwde eigendommen (dat zijn dus huizen) 4,86 percent van de belastbare opbrengst. Voor de ongebouwde eigendommen (land) is de hoofdsom 6 percent van de belastbare opbrengst.

Belastbare opbrengst

De belastbare opbrengst heeft niets met de tegenwoordige opbrengst te maken. Voor de gebouwde eigendommen geldt als grondslag de gemiddelde bruto huuropbrengst over de jaren 1892 tot 1897. Van een huis, dat bijvoorbeeld in het afgeloopen jaar gebouwd en in gebruik genomen is, moet de belastbare opbrengst worden geschat door den controleur van de grondbelasting. Deze schatting geschiedt door het te schatten perceel gelijk te stellen met een reeds vroeger geschat perceel. Voor de landerijen geldt als basis de netto jaarlijksche opbrengst gedurende de jaren 1875 tot en met 1881. Hier moet de controleur dus meer dan 50 jaar terug schatten.

Uit het feit, dat voor de gebouwde eigendommen als basis de bruto huurwaarde genomen werd en voor de ongebouwde eigendommen de netto opbrengst, valt te verklaren, dat de grondbelasting voor de gebouwde eigendommen 4,86 percent van de belastbare opbrengst bedraagt, en die voor de ongebouwde een hooger percentage nl. 6 percent.

De schatting geschiedt, zooals gezegd, door den controleur van de grondbelasting. Van de schatting wordt belanghebbende mededeeling gedaan per aangeteekenden brief of tegen gedagteekend ontvangbewijs. Tegen deze schatting kan belanghebbende binnen twee maanden een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten. Er is geen hooger beroep. In het algemeen blijft de belastbare opbrengst steeds gelijk, zoolang er geen verandering in het gebouwde of het ongebouwde eigendom in den zin der wet plaats heeft. In een bezwaarschrift tegen den aanslag kan nooit met vrucht worden aangevoerd, dat de schatting niet juist is geweest.

Was de schatting te hoog, dan was de belanghebbende in de gelegenheid daartegen op te komen, toen hem de mededeeling der schatting werd gedaan. Een schatting kan alléén opnieuw moeten plaats hebben, wanneer er een verandering in den zin der wet plaats vindt b.v. bij aan-, op- of bijbouw, gedeeltelijke vernieling door onvoorziene rampen, gedeeltelijke afbraak, verandering van bestemming enz.

Vrijdommen.

De wet kent z.g. algeheele vrijdommen, waaronder bijvoorbeeld vallen de eigendommen van den Staat, provincie, gemeente of waterschap, mits uitsluitend gebezigd voor den publieken dienst.

Verder bestaan er nog tijdelijke vrijdommen, welke voor een zeker aantal jaren gelden, en wel:

a. voor ongebouwde eigendommen, welke worden ontgonnen, drooggemaakt, bekaad of bedijkt;
b. de op woeste of ter ontginning, droogmaking, bekading of bedijking aangegeven gronden gestichte gebouwen, zoolang deze geheel of gedeeltelijk dienen tot landbouw, tuinbouw, enz.

Op deze vrijdommen wordt in verband met het bestek van dit werk niet verder ingegaan.

Ontheffingen.

Artikel 52 bepaalt, dat voor gebouwde eigendommen, die met hun gebouwde aanhoorigheden gedurende twaalf achtereenvolgende maanden ongebruikt en onverhuurd zijn gebleven, de belasting wordt teruggegeven. Deze teruggaaf moet binnen 30 dagen na het einde van de twaalf maanden door belanghebbende onder overlegging van een duplicaat aanslagbiljet worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten.

Een tweede geval van ontheffing kent de wet, wanneer door onvoorziene rampen van de opbrengst of het genot meer dan 20 ten honderd is verloren gegaan. Ook deze ontheffing moet bij Gedeputeerde Staten worden aangevraagd, onder overlegging van een duplicaat aanslagbiljet, en wel ten tijde dat het verlies van de opbrengst of van het genot kan worden opgenomen en begroot. Wel valt onder deze ontheffing een geval van brand, maar de landbouwcrisis van de laatste jaren geeft geen aanspraak op ontheffing. Door deze crisis, aldus is de redeneering, is het land intact gebleven en de vruchten eveneens, alleen de prijzen zijn gedaald.

< >