Doel.
De geldschieterswet, die haar ontstaan te danken heeft aan het initiatief van het toenmalig lid der Tweede Kamer Mr. G. van den Bergh, heeft ten doel den woeker in het geldschietersbedrijf te bestrijden.
Systeem.
Dit doel tracht de wet te bereiken door het uitoefenen van het geldschietbedrijf afhankelijk te stellen van een door de Overheid te verleenen concessie. Het uitoefenen van het bedrijf van geldschieter zonder zoodanige concessie heeft ten gevolge, dat de overeenkomst van geldleening, die aangegaan werd, nietig is, terwijl bovendien de niet-geconcessioneerde geldschieter gestraft wordt met ten hoogste twee jaar gevangenisstraf.
Geldschieters.
Aangezien de excessen, waartegen de wet wil waken, in hoofdzaak voorkwamen bij geldleening van minder dan ƒ 500,— geldt de wet uitsluitend voor personen, die er hun beroep of bedrijf van maken om geldsommen van ƒ 500,— of minder uit te leenen, ook al leenen zij een enkele maal een hoogere geldsom uit. Het gewone bankbedrijf, dat zich in den regel met dergelijke kleine geldleeningen niet inlaat, valt dus buiten de wet. Eveneens valt buiten de wet een leening van ƒ 500,— of minder, verstrekt door iemand, die van dergelijke uitleeningen niet zijn gewone beroep of bedrijf maakt.
Uitzonderingen en vrijstellingen. Geldschieters kunnen zijn zoowel rechtspersonen als natuurlijke personen. Evenwel worden niet als geldschieters beschouwd :
1e. notarissen;
2e. rechtspersonen (coöp. boerenleenbanken) die aangesloten zijn bij de Centrale Raiffeisenbank te Utrecht of de Coöp. Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, of bij andere bij algemeenen maatregel van bestuur te noemen rechtspersonen;
3e. levensverzekeringsmaatschappijen e.a. door de Verzekeringskamer gecontroleerde instellingen;
4e. instellingen van philanthropischen aard, die voorkomen op de lijst van liefdadige instellingen, volgens art. 3 der Armenwet, door B. en W. op te maken.
Voorts kan bij Koninkl. Besluit vrijstelling van de bepalingen der wet worden gegeven voor inrichtingen, die niet onder een der hierboven genoemde nummers vallen, indien blijkt, dat zij bonafide kleine voorschotbankjes zijn, die dus wel kleinere bedragen dan ƒ 500,— uitleenen, maar toch werkelijk het bankbedrijf uitoefenen. Deze vrijstelling wordt steeds verleend aan rechtspersonen, die uitsluitend of in hoofdzaak de bestrijding van den woeker ten doel hebben.
Particuliere geldschietbanken.
De toelating als particulier geldschieter wordt schriftelijk gevraagd aan Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar men het bedrijf wil uitoefenen, met opgave van het perceel en de localiteiten, waarin de bank (d.i. het geldschietbedrijf) zal worden uitgeoefend.
Weigeringsgronden.
B. en W. kunnen de toelating alleen weigeren, indien er vrees bestaat, dat de bepalingen der wet of een daarop berustende Algemeene Maatregel van Bestuur of een plaatselijke verordening zal worden overtreden. Deze vrees kan o.a. gegrond zijn op de antecedenten van dengene, die de toelating verzoekt. Voorts moet de vergunning geweigerd worden, indien de localiteiten niet voldoen aan de daaraan bij plaatselijke verordening gestelde voorwaarden, of wanneer in die localiteiten alcoholhoudende dranken worden verkocht of eenig ander niet aanverwant bedrijf er in wordt uitgeoefend.
Het verzoek om toelating wordt binnen een week na het inkomen daarvan openbaar gemaakt en een ieder kan tegen de inwilliging bezwaren inbrengen bij B. en W.
Toelating.
Op het verzoek wordt binnen twee maanden schriftelijk beslist. Wordt het verzoek ingewilligd en de geldschieter als zoodanig toegelaten, dan worden de localiteiten, waarin de bank zal worden gehouden, in het besluit opgenomen. Alleen voor deze localiteiten geldt de vergunning. Wat de persoon betreft, geldt de toelating alleen voor dengene, wiens naam in het besluit vermeld is of zijn schriftelijk gemachtigde, die te zijnen name en onder zijn verantwoordelijkheid voor hem het bedrijf uitoefent. Bovendien blijft de toelating na het overlijden drie maanden gelden voor dengene, die het bedrijf voortzet. In dien tijd kan deze laatste ten eigen name een verzoek tot toelating indienen.
In dat geval blijft de toelating van den overledene gelden, totdat op het verzoek van den opvolger is beslist. Wordt de toegelatene onder curatele gesteld of komt hij, na faillietverklaring, te verkeeren in staat van insolventie, dan is door dat feit de toelating vervallen.
Weigering.
Weigeren B. en W. de toelating, dan moet het besluit met redenen zijn omkleed. De aanvrager kan dan binnen een maand na de dagteekening hooger beroep aanteekenen bij Gedeputeerde Staten, die binnen twee maanden beslissen.
Tegen een besluit van Gedeputeerde Staten staat geen beroep meer open. Evenwel kan het door de Kroon worden vernietigd, in welk geval Gedeputeerde Staten een nieuwe uitspraak moeten geven in overeenstemming met het gevoelen der Kroon.
Naam.
De geldschieter mag aan zijn bedrijf geen willekeurigen fantasienaam geven. Hij moet óf den naam „Geldschietbank” gebruiken, óf een anderen naam, die door B. en W. is goedgekeurd.
Het bedrijf moet op Zon- en feestdagen gesloten zijn.
Dronken personen.
Aan personen, die in kennelijken staat van dronkenschap verkeeren, mag geen geldsom worden uitgeleend. Dergelijke overeenkomsten, indien zij toch worden aangegaan, zijn nietig. (Over de gevolgen van nietige overeenkomsten zie hieronder.)
Register.
In een daarvoor bestemd register moeten de verschillende transacties zonder open vakken, tusschenregels of kantteekeningen worden ingeschreven. Dit register
kan eventueel ook een kaartregister zijn, waarvoor een ministerieele aanschrijving de noodige aanwijzingen geeft.
Plaatselijke bemoeiingen
De gemeenteraad kan onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten verordeningen vaststellen, waarbij verschillende punten nader geregeld worden. B. en W. zorgen voor een lijst van toegelaten geldschieters,. welke lijst voor een ieder ter inzage ligt. Bovendien doen zij minstens éénmaal ’s jaars een onderzoek instellen naar het beheer der Bank.
Waarschuwing.
Gebeurt er in een geldschietbank iets, dat in strijd is met de wettelijke bepalingen of verordeningen, dan sturen B. en W. aan den geldschieter een schriftelijke waarschuwing.
Intrekking van de toelating.
Zou binnen den tijd van vijf jaar aanleiding bestaan voor een tweede waarschuwing, dan wordt niet een zoodanige waarschuwing gestuurd, maar kunnen B. en W. de toelating intrekken. Die intrekking kan eveneens geschieden, indien er zich omstandigheden voordoen, die, indien zij eerder bekend of te duchten waren geweest, aanleiding zouden hebben gegeven tot weigering der toelating.
Beroep.
Tegen een zoodanig intrekkingsbesluit, dat met redenen omkleed moet zijn, staat binnen veertien dagen beroep op Gedeputeerde Staten open, die binnen twee maanden beslissen. Gedurende den beroepstermijn en eventueel gedurende den tijd, dat op het beroep nog niet is beslist, kan de geldschieter blijven doorwerken.
Is de intrekking onherroepelijk geworden, dan wordt zij gepubliceerd. Daarna mag de geldschieter zijn bedrijf nog slechts voortzetten, voor zoover dat voor de liquidatie noodig is.
De geldleening.
Van iedere gelduitleening moet een schriftelijke acte worden opgemaakt, anders is zij nietig. Niettemin is altijd getuigenbewijs tegen deze acte toegelaten,
m.a.w. men mag altijd bewijzen, dat er in werkelijkheid iets anders gebeurd is, dan hetgeen de schriftelijke acte vermeldt. Dit getuigenbewijs is in den regel tegen schriftelijke acten niet toegelaten, doch in dit geval was het noodig, omdat anders de mogelijkheid bestaat, dat de acte wel geheel conform de wet is, doch in werkelijkheid in strijd met de
wet wordt gehandeld, dat b.v. in de acte staat dat ƒ 200,— ter leen is gegeven, terwijl in werkelijkheid maar ƒ 150,— in handen van den geldopnemer is gesteld.
De acte
Deze acte moet, op straffe van nietigheid, in het Nederlandsch zijn gesteld en duidelijk bevatten : de plaats en datum van onderteekening, het bedrag der leening in cijfers en letters, de rente- en afbetalingstermijnen en de vervaldata daarvan. Wordt het geld niet direct beschikbaar gesteld, maar slechts een crediet geopend, dan moet nauwkeurig omschreven worden, welke verplichtingen de geldopnemer op zich neemt, indien hij van het geopende crediet gebruik maakt.
Plaats van onderteekening
Voorts moet deze acte, al weder op straffe van nietigheid, onderteekend worden in de gemeente, waar de geldschietbank gehouden wordt. De geldopnemer kan een ander bij notarieels acte, en alleen zijn vrouw (event. haar man) bij onderhandsche acte machtigen om namens hem te teekenen. Voordat de acte geteekend wordt, moet de geldopnemer (of zijn gemachtigde) behoorlijk gelegenheid hebben om van den inhoud kennis, te nemen.
De uitbetaling
Tegelijk met het onderteekenen der acte moet de geldopnemer of zijn gemachtigde de volle geldsom, die in de acte uitgedrukt staat, in handen krijgen. Alleen de zegel- en informatiekosten en de vooruit te betalen interest mogen afgehouden worden. Wordt de volle geldsom niet onmiddellijk uitbetaald, (behoudens in het geval, dat een crediet geopend wordt) dan is de overeenkomst nietig.
Afschrift.
Opdat de geldopnemer precies wete, waartoe hij zich verbonden heeft, moet hem, op straffe van nietigheid, onmiddellijk een woordelijk gelijkluidend afschrift worden ter hand gesteld.
Rente
De geldschieter mag geen hoogere rente nemen, dan in de tabellen, die bij Algemeenen Maatregel van Bestuur zijn vastgesteld, is aangegeven. Een hooger rentebeding maakt de overeenkomst weer nietig.
Kosten
Ten einde te voorkomen, dat de rente nominaal wel conform de wet is, doch deze door allerlei fantastische kostenbedragen in werkelijkheid veel hooger wordt opgevoerd, beperkt de wet ook het bedrag, dat als kosten mag-
worden in rekening gebracht. Die kosten worden beperkt tot: zegelkosten (ook voor kwitantie) en porti voor de toezending van kwitanties; voorts informatiekosten (tot ten hoogste 1% der geldsom, die geleend of aangevraagd wordt, tot een maximum van ƒ 2,— of, indien er meer dan één borg is, ƒ 3,—) en eventueel de kosten der notarieel opgemaakte acte. Op straffe van nietigheid.
Andere verplichtingen mogen den geldopnemer niet worden opgelegd. Geschiedt dit toch, dan wordt niet de geheele acte nietig, doch is alleen dat beding, waarbij die verplichting wordt opgelegd, nietig.
Cessie arbeidsloon
Ook de cessie of verpanding van arbeidsloon, salaris e. d. is nietig.
Hetzelfde geldt van een verzwaring der verplichtingen van den geldopnemer bij een nadere acte, behalve wanneer de geldopnemer in gebreke is. Dan kunnen b.v. latere termijnen worden vervroegd, de rente worden verhoogd niet boven het wettelijk maximum. Van deze verzwaring moet een acte worden opgemaakt, die in het algemeen aan dezelfde voorwaarden moet voldoen als de oorspronkelijke.
Wissels
Een veel toegepaste methode bij de uitoefening van het bedrijf was het doen teekenen van wissels of promessen aan order, die dan aan derden werden geëndosseerd, zoodat een verweer, dat men tegen den oorspronkelijken geldschieter zou kunnen inbrengen, tegen den nieuwen houder der wissels niet kon worden ingebracht. Een bepaling der wet zorgt er echter voor, dat ook tegen derden-houders van een wisselbrief, die zijn ontstaan dankt aan een overeenkomst met den geldschieter, dezelfde verweren kunnen worden tegengeworpen, die men tegen den geldschieter zelf zou kunnen aanvoeren.
Inlichtingen
De geldschieter moet ieder redelijk verzoek om inlichtingen van den geldopnemer behoorlijk beantwoorden. Het verzoek moet redelijk zijn, zoodat de geldopnemer niet iedere week of veertien dagen kan komen met het verzoek, hoe de stand der rekening op het oogenblik is.
Kwitanties
Van iedere betaling moet een kwitantie worden afgegeven of toegestuurd, behalve wanneer per giro of per postwissel betaald is. Afwijkende bedingen zijn ongeldig.
Vervroegde aflossing
Vervroegde aflossing mag niet wor-
den uitgesloten, in welk geval ook de rentebetalingen een dienovereenkomstige vermindering ondergaan. Afwijkende bedingen zijn niet geldig.
De geldschieter kan in de overeenkomst bedingen, dat wanneer de geldopnemer, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft met de betaling van een termijn van rente en aflossing, het niet afgeloste deel der leening en de loopende rente terstond opeischbaar zullen zijn.
Nietigheid van overeenkomsten
Reeds meermalen werd er op gewezen, dat overtreding van bepaalde voorschriften der wet de overeenkomst nietig maakt. Het gevolg hiervan is, dat de overeenkomst geacht wordt niet te zijn geboren, zoodat partijen weer gebracht moeten worden in den toestand, waarin zij waren, voordat die transactie heeft plaats gehad. Heeft derhalve de geldopnemer (b.v. voor kosten plus aflossingen en verboden rente) meer betaald dan hij ontvangen had, dan kan hij dat meerdere van den geldschieter opvorderen. Evenzoo kan de geldschieter datgene, wat hij meer betaald heeft dan ontvangen, aanstonds van den geldopnemer opvorderen. Het gevolg hiervan zou echter zijn, dat die nietigheid der overeenkomst, die in het belang der geldopnemers is opgenomen, dezen in verlegenheid zou brengen. Immers, werkte de — zij het verboden — overeenkomst normaal verder, dan kon hij gebruik maken van de overeengekomen afbetalingstermijnen, terwijl hij nu, bij de nietigheid der overeenkomst, gedwongen zou kunnen worden aanstonds het volle bedrag der leening te betalen, hetgeen hij waarschijnlijk niet zal kunnen. Om aan deze moeilijkheid tegemoet te komen, bepaalt de wet, dat, indien de geldschieter op grond van de nietigheid der overeenkomst aanstonds het geheele bedrag van den geldopnemer opeischt, de rechter bepaalt, in welke termijnen hij aan zijn verplichting tot terugbetaling moet voldoen.
Commissie van Advies
Een belangrijke rol bij de uitvoering der wet speelt de Commissie van Advies en Bijstand, waarvan op het oogenblik voorzitter is de ontwerper der wet, Mr. G. van den Bergh. Zij wordt gehoord bij alle belangrijke beslissingen, de wet betreffende.
Sancties
Hierboven werd er meermalen op gewezen, dat overtreding der bepalingen der wet ten gevolge heeft de
nietigheid hetzij van de geheele overeenkomst, hetzij van de verboden bedingen. Daarnaast echter worden ook verschillende overtredingen gestraft met uiteenloopende straffen, naar gelang van den ernst van het delict.
Naast deze burgerlijkrechtelijke en strafrechtelijke sancties zij nog gewezen op de administratief-rechtelijke sanctie, nl. de waarschuwing, resp. de intrekking der toelating, bij overtreding der wettelijke bepalingen. (Zie hierboven.)