Gepubliceerd op 12-09-2021

De faillissementswet

betekenis & definitie

Wanneer en hoe iemand failliet verklaard wordt

De schuldenaar, die in den toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer schuldeischers, in staat van faillissement verklaard.

In den toestand, dat hij heeft opgehouden te betalen, verkeert hij, die méér dan één schuld onbetaald laat. Wie niet meer dan één schuld heeft, kan daarop niet failliet verklaard worden.

De schuldeischer, die het faillissement van zijn debiteur wil aanvragen, behoeft den bijstand van een procureur. Wie zelf zijn faillissement wil aanvragen, behoeft dien bijstand niet.

Het faillissement wordt aangevraagd bij de rechtbank van de woonplaats van den schuldenaar. Deze laatste wordt hetzij bij aangeteekend schrijven, hetzij bij deurwaardersexploit opgeroepen. Is hij op de oproeping niet verschenen en is het faillissement uitgesproken, dan heeft hij 14 dagen voor verzet bij dezelfde rechtbank. Is hij wèl verschenen

en is desniettegenstaande het faillissement uitgesproken, dan heeft hij acht dagen voor hooger beroep bij het Gerechtshof; van de uitspraak van het Hof kan wederom binnen 8 dagen cassatie worden aangevraagd.

Is de faillissements-aanvraag afgewezen, of het faillissement ten gevolge van verzet vernietigd, dan heeft de aanvrager 8 dagen om in appèl te komen bij het Hof, van welks uitspraak hij eventueel wederom binnen 8 dagen cassatie kan vragen.

Bovendien heeft iedere andere schuldeischer of belanghebbende het recht om binnen 8 dagen na de uitspraak tegen het faillissement in verzet te komen. Het kan toch gebeuren, dat één schuldeischer tegen het belang der andere crediteuren, misschien ook tegen zijn eigen belang in, het faillissement doorzet, zoodat de andere crediteuren event. gelegenheid moeten hebben dat te verhinderen. Ook van de uitspraak op het verzet staat weer hooger beroep, event. cassatie open.

Bij het vonnis wordt een der leden der rechtbank tot rechtercommissaris benoemd, en wordt een curator benoemd, als hoedanig veelal advocaten benoemd worden, omdat bij de afwikkeling vaak rechtskundige moeilijkheden op te lossen zijn en in ieder geval de noodige kennis der faillissementswet vereischt is.

Het faillissement wordt openbaar gemaakt door een advertentie in een nieuwsblad, in de Staatscourant, en indien de zaak in het Handelsregister is ingeschreven, door bekendmaking in het Handelsregister. Dezelfde publicatie wordt gegeven aan een event. vernietiging eener faillietverklaring.

Opheffing.

Indien er geen voldoende baten in den boedel aanwezig zijn, wordt het faillissement opgeheven wegens gebrek aan actief. Zoowel de schuldenaar als de schuldeischers komen dan weer in hun oude rechtspositie, alsof er niets gebeurd was.

Gevolgen

Door het faillissement verliest de failliet het beheer en de beschikking over zijn geheele vermogen, zoowel dat, wat hij op den dag der faillietverklaring, als wat hij tijdens het faillissement (b.v. door erfenis, loterij) mocht verkrijgen. Dat beheer wordt door den curator ten behoeve van de gezamenlijke schuldeischers uitgeoefend,

het vermogen wordt door hem geliquideerd en onder de schuldeischers naar rato van hun vordering verdeeld.

Beslagen

Het faillissement is een algemeen beslag op het geheele vermogen, roerend en onroerend, van den schuldenaar. Vandaar dat alle vroeger gelegde beslagen door het faillissement van rechtswege vervallen. Bovendien heeft het geen zin meer een gijzeling door te zetten, aangezien immers de schuldenaar thans niet meer onwillig kan zijn om zijn schuld te voldoen.

Gijzeling

Is een schuldenaar in gijzeling gezet, dan vraagt deze nog al eens zijn eigen faillissement aan, ten einde uit de gijzeling te worden ontslagen. Wordt daarna het faillissement wegens gebrek aan actief opgeheven, dan kan opnieuw gijzeling worden toegepast. Is echter het faillissement niet opgeheven, maar geëindigd, door het verbindend worden der uitdeelingslijst, dan kan voor schulden, vóór het faillissement aangegaan, de gijzeling niet meer worden toegepast.

Wederkeerige overeenkomsten.

Wederkeerige overeenkomsten, die door beide partijen nog niet, of niet geheel zijn nagekomen, kunnen door den curator worden geannuleerd, in welk geval de wederpartij voor schadevergoeding kan opkomen. Wil de curator ze gestand doen, dan moet hij zekerheid stellen voor de nakoming van de zijde des boedels.

Termijn-affaires

Termijn-affaires omtrent waren, die ter beurze worden verhandeld, zijn door de faillietverklaring automatisch geannuleerd. Lijdt de wederpartij daardoor schade, dan kan zij daarvoor als concurrent schuldeischer opkomen. Geniet zij daardoor voordeel, dan moet zij dat aan den boedel afdragen.

Huurcontracten

Indien de gefailleerde huurder is, kunnen zoowel de curator als de verhuurder de huur tusschentijds beëindigen, met inachtneming van een opzeggingstermijn naar plaatselijk gebruik, doch ten hoogste 3 maanden.

Arbeidscontracten.

De curator kan de arbeiders van den gefailleerde ontslaan, en de arbeiders kunnen opzeggen tegen den overeengekomen of wettelijken opzegtermijn. In ieder geval is echter een opzegtermijn van 6 weken voldoende, ook al was een langere termijn overeengekomen of naar de wet geldig.

Zoowel de huurprijs als het arbeidsloon zijn van den dag der faillietverklaring af, boedelschuld, d.w.z. zij worden voldaan nog voordat de eigenlijke crediteuren van vóór de faillietverklaring aan de beurt komen.

Het loon en de huurprijs van vóór de faillietverklaring zijn natuurlijk geen boedelschuld, doch gewone schulden, zij het preferent. Die preferentie (vooral van arbeidsloon) is echter niet zoo hoog, dat het altijd vóór al het andere wordt uitbetaald. Hieromtrent blijkt in de practijk nog al eens misverstand te bestaan.

Nietigheid van handelingen.

De gefailleerde is na de faillietverklaring onbevoegd eenige rechtshandeling met betrekking tot zijn vermogen te verrichten. Niettemin kunnen ook handelingen, door hem verricht vóór de faillietverklaring, onder omstandigheden worden aangevochten. Het gebeurt nl. nog al eens, dat men in het vooruitzicht van zijn naderend faillissement, bepaalde crediteuren bevoorrecht of een gedeelte van zijn fortuin tracht te redden door zich daarvan tijdig te ontdoen, b.v. door het aan een bevriende relatie te „schenken” of tegen een abnormalen prijs te „verkoopen”. Daardoor zouden de schuldeischers achter het net visschen en daarom kan de curator dergelijke handelingen aanvallen, mits bewezen worde, dat zoowel de failliet (die, toen hij handelde, nog niet failliet was) als zijn wederpartij beiden wisten, dat de schuldeischers door die handeling benadeeld zouden worden. Deze wetenschap bij de tegenpartij is al niet meer noodig, als het een schenking betreft. Dan is het voldoende, als alleen de failliet wist, dat door die schenking de schuldeischers benadeeld zouden worden.

Nu is het vaak moeilijk om die wetenschap bij beide partijen te bewijzen. Daarom schept de wet het wettelijk vermoeden, dat beide partijen die wetenschap van de benadeeling der schuldeischers hadden, als de handeling heeft plaats gehad 40 dagen vóór het faillissement en wanneer bovendien hetzij de prijs, waarvoor verkocht is, abnormaal laag was, hetzij de wederpartij een familielid van den derden graad was, of betaling geschiedde van een schuld, die nog niet opeischbaar was. Schenkingen, 40 dagen vóór het faillissement gedaan, worden eveneens vermoed te zijn gedaan met de bedoeling om de schuldeischers te bena-

deelen, terwijl die termijn zelfs verdubbeld wordt, als de schenking is gedaan aan een familielid.

Betaling van schulden door den failliet

Anders staat het met de voldoening van opeischbare vorderingen vóór het faillissement. In het algemeen kan een betaling van een opeischbare vordering door den gefailleerde vóór zijn faillietverklaring gedaan, niet worden aangevochten.

Alleen indien blijkt, dat de schuldeischer, aan wien betaald werd, wist, dat het faillissement reeds aangevraagd was, of wanneer overleg tusschen hen beiden heeft plaats gehad om dien eenen schuldeischer boven de anderen te bevoordeelen, kan die betaling nietig worden verklaard en derhalve degene, die de betaling ontving, tot terugbetaling worden genoopt.

Betaling aan den failliet

Na de faillietverklaring kan de gefailleerde geen kwijting meer geven, maar zoolang het faillissement niet openlijk is bekend gemaakt, kunnen derden er niet van op de hoogte zijn. Daarom zijn zij gekwiteerd, als zij betaald hebben op kwitantie van den failliet, behalve wanneer bewezen wordt, dat zij van het faillissement wisten. Is het faillissement aangekondigd, dan is de betaler alleen bevrijd, indien hij aantoont, dat langs den wettelijken weg de faillietverklaring in zijn woonplaats nog niet bekend kon zijn, toen de betaling plaats had.

In ieder geval is men bevrijd, als de gefailleerde de ontvangen gelden heeft afgedragen aan den boedel.

Compensatie

Hij, die aan den eenen kant aan den failliet geld schuldig is en aan den anderen kant van hem te vorderen heeft, behoeft niet eerst te betalen en daarna zijn vordering in te dienen, die hij óf niet óf voor slechts een gering deel uitbetaald zal krijgen. Hij kan dan zijn vordering en zijn schuld compenseeren. Dit echter alleen, indien èn vordering èn schuld vóór de faillietverklaring zijn ontstaan. Is de vordering of de schuld ontstaan door cessie, dan moet niet alleen die cessie vóór de faillietverklaring plaats hebben gehad, doch bovendien moet de cessionaris te goeder trouw zijn geweest. Een enkel voorbeeld ter toelichting:

A zit tot over de ooren in de schuld en kan niet meer betalen. B. krijgt f 1000 van hem. C. is aan A. f 1000 schuldig. B. denkt nu : straks gaat A. failliet en dan krijg ik maar 10% uitbetaald, laat ik dus aan C., van wien ik weet, dat hij aan A. f 1000 schuldig is, mijn vordering verkoopen. Hij gaat nu naar C. en verkoopt dezen zijn vordering op A. voor f 500. C. zou niets meer aan den curator van A. behoeven te betalen, want hij is eigenaar van de oorspronkelijke vordering van B., groot f 1000; die brengt hij met zijn schuld aan A., groot f 1000 in vergelijking en hij is quitte.

Het is duidelijk, dat door deze transactie B. onrechtmatig bevoordeeld wordt ten koste van de andere crediteuren, en C. eveneens, die maar f 500 i. p. v. f 1000 betaalde. Dit is niet te goeder trouw en in een zoodanig geval mag C. zijn vordering niet in compensatie brengen met zijn schuld. Hij moet dan dus zijn schuld ten volle betalen en kan voor zijn vordering gewoon verificatie vragen.

Hypotheek, pand, retentie.

In het algemeen blijven de rechten van den eersten hypotheekhouder en van den pandhouder door het faillissement onaangetast, doch zij moeten hun recht van executie uitoefenen binnen een maand, nadat de insolventie is ingetreden, (d. i. in den regel binnen een maand na de verificatievergadering) anders kan de curator het verhypothekeerde of verpande goed opeischen en zelf verkoopen. Hij moet dan echter de opbrengst aan den hypotheek- of pandhouder uitkeeren. Omgekeerd moeten de hypotheek- en pandhouder, die zelf executeeren, de meeropbrengst aan den curator verantwoorden, die daaruit eventueele verdere hypotheken betaalt, en het restant bij den boedel voegt.

Huwelijksgemeenschap.

Bestaat tusschen man en vrouw geen of slechts gedeeltelijke gemeenschap van goederen en gaat de man failliet, dan mag de vrouw de goederen, die haar toebehooren, terugnemen. Van goederen, die staande het huwelijk zijn verkregen, zal zij moeten aantoonen, dat die inderdaad met haar geld zijn gekocht. In enkele gevallen kan zij zelfs den koopprijs van door haar man verkochte zaken, die haar toebehooren, terugnemen. Heeft de man haar goederen er door gejaagd, dan kan zij voor haar vordering in het faillissement van den man opkomen.

Gijzeling.

De Rechtbank kan op voordracht van den rechtercommissaris of op verzoek van den curator of een schuldeischer, den gefailleerde in verzekerde bewaring stellen.

Het verzoek kan tot de Rechtbank gericht worden op allerlei gronden. Indien het echter gegrond is op het feit, dat de gefailleerde zonder toestemming van den rechter-commissaris zijn woonplaats heeft verlaten, of wel niet verschijnt voor den rechter-commissaris of den curator, of wel niet verschijnt ter verificatievergadering, dan moet de Rechtbank een zoodanig verzoek inwilligen.

Verificatie

De vorderingen op den gefailleerde worden door de schuldeischers bij den curator ingediend, die ze brengt op de lijst van voorloopig erkende, of van de betwiste vorderingen. Op de verificatievergadering wordt de vordering erkend of betwist. In geval van betwisting wordt het geschil verwezen naar de zitting van de Rechtbank (renvooiprocedure), die over het geschil uitspraak doet. Wordt de vordering alleen door den gefailleerde zelf betwist, dan wordt zij toch erkend, maar werkt de erkenning later niet tegen den gefailleerde (na het faillissement).

Het accoord.

Door den gefailleerde kan een accoord worden aangeboden aan zijn concurrente schuldeischers. Het moet zijn aangeboden vóór de verificatievergadering. Om te worden aangenomen, behoeft het de stemmen van twee derden der concurrente schuldeischers, die gezamenlijk drie vierden van de concurrente schulden vertegenwoordigen. Is het door de schuldeischers aangenomen, dan behoeft het later nog de homologatie (goedkeuring) van de Rechtbank. Van de weigering of verleening der homologatie staat beroep open, en van het arrest van het hof kan cassatie gevraagd worden. Is de homologatie verleend en in kracht van gewijsde gegaan, dan werkt het accoord tegenover alle concurrente schuldeischers, ook tegenover hen, die in het faillissement niet zijn opgekomen.

Zijn de accoord-penningen aan de schuldeischers uitbetaald, dan kunnen dezen later voor het meerdere in het algemeen geen rechten meer doen gelden. Wordt aan het acoord niet voldaan, dan kan heropening van het faillissement gevraagd worden en gaat de curator onverwijld tot vereffening over. Een nieuw accoord kan dan niet worden aangeboden.

De insolventie.

Wordt geen accoord aangeboden, dan treedt na de verificatievergadering de toestand van insolventie in. De curator kan dan, indien dit voordeel voor den boedel oplevert, het bedrijf van den gefailleerde voortzetten. Geschiedt dit niet, dan worden de baten zoo spoedig mogelijk geliquideerd enwordt aan de schuldeischers naar de mate van hun voorrang en in verhouding tot hun vordering een uitkeering gedaan. Dit kan geschieden hetzij bij de eenige uitdeelingslijst, hetzij bij verschillende uitdeelingslijsten. Na het verbindend worden der eenige of der laatste uitdeelingslijst eindigt het faillissement. Voor het gedeelte hunner vordering, dat aan de schuldeischers bij de uitdeelingslijst(en) niet betaald is geworden, behouden deze hun rechten tegen den failliet, behoudens dat zij hem hiervoor niet meer gijzelen kunnen.

Rehabilitatie

Ofschoon de faillissementswet in het algemeen niet van de gedachte uitgaat, dat het faillissement iets onteerends is voor den schuldenaar, ziet de maatschappij en voelt de meerderheid der gefailleerden het faillissement toch als iets vernederends. Daarom geeft de wet gelegenheid om rehabilitatie te verzoeken, nadat het faillissement geëindigd is. Dit kan alleen gebeuren, als verklaringen worden overgelegd van alle erkende schuldeischers, dat zij te hunnen genoege zijn voldaan. Het is niet volstrekt noodzakelijk, dat allen ten volle betaling hebben gekregen, als zij maar tevreden zijn met hetgeen zij hebben gekregen. Het verzoek tot rehabilitatie wordt openbaar gemaakt en ieder der schuldeischers kan er zich tegen verzetten. Na twee maanden na de publicatie geeft de Rechtbank een beslissing, waarvan beroep open staat, met event. cassatie.

Surséance van betaling.

Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat een schuldenaar op een bepaald oogenblik niet kan voortgaan met het betalen van zijn opeischbare schulden, terwijl er toch vooruitzicht bestaat, dat hij op den duur zijn schuldeischers zal kunnen betalen, althans zal kunnen bevredigen. Dit geval zal zich voordoen, wanneer de schuldenaar op zijn beurt verschillende vorderingen heeft uitstaan, die moeilijk te innen zijn, of een belangrijke zaak loopende heeft, die na eenigen tijd belangrijke baten zal opleveren, enz. In

zulk een geval is een faillissement onnoodig en dikwijls ook niet in het belang van de schuldeischers en is het meer in het belang van alle betrokkenen om den schuldenaar eenig uitstel van betaling toe te staan.

Wanneer en hoe surséance wordt verleend

In zulk een geval kan de schuldenaar surséance van betaling aanvragen bij de Rechtbank, die daarover de schuldeischers hoort. Vooraf wordt een bewindvoerder benoemd. De surséance wordt niet verleend, wanneer meer dan een derde der verschenen schuldeischers of vertegenwoordigers van meer dan een vierde van de opeischbare schulden er zich tegen verklaart. Bovendien kan zij niet verleend worden, wanneer er geen vooruitzicht bestaat, dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeischers zal kunnen bevredigen. Hieromtrent kan de Rechtbank zich een oordeel vormen uit den staat van baten en lasten, die, door bescheiden gestaafd, bij het verzoek moet worden overgelegd, en uit het verslag van deskundigen, dat zij kan doen uitbrengen.

Van de uitspraak van de Rechtbank staat hooger beroep open, hetwelk kan worden ingesteld door den schuldenaar (indien de Rechtbank de surséance heeft geweigerd) of door een der schuldeischers, die tegen heeft gestemd (indien de Rechtbank de surséance heeft verleend) en van de uitspraak van het Hof kan cassatie gevraagd worden.

Duur.

De surséance wordt verleend voor ten hoogste if jaar en kan tegen het einde van den termijn worden verlengd met ten hoogste anderhalf jaar.

Gevolgen.

Zoolang er bewindvoerders zijn, kan de schuldenaar niet zonder hun medewerking over zijn vermogen beschikken, en kan hij niet tot betaling zijner schulden gedwongen worden. Aangevangen executies worden geschorst, beslagen vervallen; indien de schuldenaar in gijzeling was, wordt hij ontslagen. De schuldenaar kan ook niet zelfstandig, zonder zijn bewindvoerders, in rechte optreden.

Schulden, die niet onder de surséance vallen. Er zijn een aantal schulden, die ondanks de surséance, toch betaald moeten worden, ten aanzien waarvan de surséance derhalve niet werkt, nl.:

1e. belastingen aan overheidslichamen verschuldigd;
2e. vorderingen, door pand of hypotheek gedekt en vorderingen, die op bepaalde goederen preferent zijn;
3e. vorderingen wegens een wettelijken onderhoudsplicht;
4e. huren en pachten;
5e. arbeidsloon;
6e. vorderingen wegens leveringen voor noodzakelijk levensonderhoud over de laatste zes maanden;
7e. premiën van wettelijk voorgeschreven verzekeringen, b.v. ongevallenverz.

Andere schulden kunnen niet anders betaald worden dan pond-pondsgewijs aan alle schuldeischers gezamenlijk.

Intrekking

De surséance kan worden ingetrokken, hetzij op verzoek van de bewindvoerders of een der schuldeischers, wanneer nl. de schuldenaar zich aan kwade trouw schuldig maakt, zijn schuldeischers tracht te benadeelen of zelfstandig handelt, of wanneer de boedel zoodanig is veranderd, dat handhaving van de surséance niet langer wenschelijk is; hetzij op verzoek van den schuldenaar zelf, indien hij weer in den staat is gekomen, dat hij zijn schuldeischers kan betalen.

Wordt een surséance-verzoek geweigerd of een surséance ingetrokken, dan kan tevens het faillissement worden uitgesproken.

Zijn tegelijkertijd een aanvraag tot faillissement en een verzoek om surséance aanhangig, dan wordt eerst het surséance-verzoek in behandeling genomen. Dit kan vaak een mogelijkheid opleveren om een aangevraagd faillissement te voorkomen, doordat nl. de schuldenaar, nadat door anderen zijn faillissement is aangevraagd, nog voordat deze aanvraag wordt behandeld, zelf een verzoek om surséance indient.

< >