Nederlands dichter en geleerde (1756-1831) uit de overgangstijd tussen Verlichting en Romantiek. In zijn tijd gold Bilderdijk als een van de grootste dichters uit de geschiedenis, maar van die reputatie is weinig overgebleven sinds Busken Huet en later de Tachtigers hun hoon over hem uitstortten.
In de 20e eeuw hebben dichters als Geerten Gossaert en Hendrik de Vries en enkele literatuurhistorici getracht zijn reputatie te herstellen, maar deze pogingen hebben geen succes gehad. Bilderdijk beheerste de techniek van het verzen schrijven zo moeiteloos dat er een gladde, gemakzuchtige en clichématige poëzie ontstond, die bovendien nog ontsierd wordt door wat men enigszins eufemistisch ‘romantische zelfvergroting’ heeft genoemd. H.A. Gomperts schreef: ‘Alleen wie in poëzie en retoriek iets gemeenschappelijks ziet, kan Bilderdijk als dichter appreciëren.’ Voor het oeuvre in zijn geheel gelden de woorden van de literatuurhistoricus Rob Nieuwenhuys: ‘Zijn oeuvre schat men op ongeveer 300.000 verzen; dat daar verschillende aannemelijke en zelfs enkele goede gedichten bij zijn, spreekt vanzelf.’ Tot de laatste behoort o.a. het gedicht “Gebed” uit 1776; ook de fabels zijn nog heel goed leesbaar.
Naast poëzie schreef Bilderdijk talloze taalkundige, historische en filosofische verhandelingen en één sciencefictionnovelle: Kort verhaal van ene aanmerkelijke luchtreis en nieuwe planeetontdekking (1813). In het enorme oeuvre is dit slechts een curiositeit maar het is wel een leesbare curiositeit en literair-historisch is het in zoverre bijzonder dat het de eerste heelalreis uit de Nederlandse literatuur is.