Curaçaos schrijver (1923–2006) die met grote tussenpozen drie romans heeft gepubliceerd, die onderling sterk verwant zijn: het verhaal is telkens één grote innerlijke monoloog van een man (voor een groot deel een zelfportret) die in een existentiële crisis verkeert en nadenkt over zijn leven.
In Weekendpelgrimage (1958) zit hij na een kroegentocht half dronken in zijn auto en doet aan het slot een vergeefse poging tot zelfmoord. In In de straten van Tepalka (1967) ligt hij in een ziekenhuis en in koortsachtige visioenen trekt zijn leven aan hem voorbij. In De morgen loeit weer aan (1988) zit hij ’s nacht op een trapje voor zijn huis en lopen zijn overpeinzingen geleidelijk over in visoenen van de ondergang van de wereld: ‘In de minuten die mij nog resten kijk ik met moede melancholie voor mij uit.’ Alle drie de romans werden door de critici zeer geprezen maar bereikten nauwelijks het grote publiek.
Overig werk:
1978 Afschuw van licht: gedichten 1946–1951