Een soort avonturenroman over een of meer personen die door omstandigheden van de rest van de wereld afgezonderd raken en zich alleen moeten zien te redden.
Tijdens de Verlichting werden talrijke robinsonades geschreven, omdat ze een ideaal genre zijn om te laten zien dat men zich zelfs in de moeilijkste omstandigheden staande kan houden door gebruik te maken van de rede. De term komt van het beroemdste voorbeeld: The life and strange surprising adventures of Robinson Crusoe of York, mariner (1719) van Daniel Defoe. Het verhaal is gebaseerd op de avonturen van een zeeman die vrijwillig ruim vier jaar op een onbewoond eiland verbleef. Robinson verblijft onvrijwillig 28 jaar op zijn eiland, waarbij hij de laatste vier jaar gezelschap krijgt van de inboorling Friday. Wat Defoe met zijn roman wilde laten zien was hoe de mens zich dankzij zijn geesteskracht staande kan houden in extreme omstandigheden. Ondanks zijn eenzaamheid en het gebrek aan allerlei elementaire materiële zaken blijft Robinson een echte Engelse ‘gentleman’ die weigert zich neer te leggen bij de omstandigheden.
Ook in de moderne literatuur komen nog robinsonades voor. Beroemd is Lord of the flies van William Golding (1954), waarin Engelse kostschooljongens op een onbewoond eiland terechtkomen en al heel snel elke vorm van beschaving verliezen: de 20e-eeuwer Golding is heel wat minder optimistisch over de kracht van de rede dan de 18e-eeuwer Defoe! Ook in de moderne sciencefiction komen nog veel robinsonades voor; meestal gaat het dan om ruimtevaarders die gestrand zijn op een vreemde planeet.