Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Marnix Gijsen

betekenis & definitie

Vlaams dichter, romanschrijver en essayist; pseudoniem van J.A. Goris (1899–1984; Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan 1969, Prijs der Nederlandse Letteren 1974).

Gijsen schreef in de jaren ’20 expressionistische poëzie (Het huis, 1925): sterk bewogen gedichten met vaak een verhalende kern, voor een deel gebaseerd op autobiografische gegevens. Marsman noemde de stijl ‘een koel, nuchter, zakelijk kijken; klaar, scherp, eenvoudig.’ Als zodanig zijn ze verwant aan de latere nieuwe zakelijkheid, waar Gijsen als redacteur van Forum in de jaren ’30 bij betrokken raakte.

Na deze bundel schreef hij tot 1947 vrijwel uitsluitend non-fictie. In dat jaar debuteerde hij als romancier met Het boek van Joachim van Babylon, een ironische roman gebaseerd op het Bijbelverhaal van de ‘kuise Susanna’ (Daniël 13), vol autobiografische gegevens en toespelingen op de actualiteit van de jaren ’40. Na dit boek – zijn beste – volgde een twintigtal romans, waarin vrijwel steeds autobiografisch materiaal verwerkt zit, ofwel uit zijn jeugd in België ofwel uit zijn tijd als Belgisch diplomaat in de Verenigde Staten (1939–1964). Tot de bekendste behoren Telemachus in het dorp (1948), Goed en kwaad (1950) en Klaaglied om Agnes (1951). De romans die in Amerika spelen handelen veelal over de problemen van de Europeaan die zich in de Nieuwe Wereld heeft gevestigd: De vleespotten van Egypte (1952), De kat in de boom (1953), Lucinda en de lotoseter (1959).

< >