Vlaams schrijver van romans, verhalen en essays (1920–2006). Hij werd op tamelijk jonge leeftijd bekend met Hélène Defraye (1945), een roman over een jonge vrouwelijke arts die verliefd wordt op de zoon van haar professor maar die zich geleidelijk ervan bewust wordt dat ze in de zoon eigenlijk het beeld van de vader liefheeft.
In 1960 verscheen het boek dat verreweg zijn populairste werd: De komst van Joachim Stiller, een magisch-realistische roman over een journalist, die op allerlei manieren ‘boodschappen’ krijgt van een hem onbekende Joachim Stiller. Als hij deze na veel wederwaardigheden eindelijk zal ontmoeten, wordt Stiller overreden; na drie dagen is zijn lijk verdwenen. Dat Stiller een soort Christusfiguur is ligt er nogal dik bovenop en het boek lijdt bovendien aan een zekere sentimentaliteit.
Die opgelegde diepzinnigheid, de sentimentaliteit en het voortdurende verwijzen naar allerlei zaken uit het occultisme en de pseudowetenschappen keren in nog versterkte mate terug in de latere, eveneens magisch-realistische romans, die vrijwel allemaal door de kritiek slecht zijn ontvangen maar die wel een groot lezerspubliek trokken. Nog later werden zijn boeken nog maar zelden door literaire critici besproken.
Overige werken (kleine keuze)
1948 De ruiter op de wolken (roman; herzien in 1961)
1952 De belofte aan Rachel (roman)
1953 Terugkeer naar Atlantis (roman)
1955 De duivel en de maagd (roman)
1962 Hermione betrapt (roman)
1967 De ring van Möbius (essays)
1969 De goden moeten hun getal hebben (novelle, Boekenweekgeschenk)
1972 De zwanen van Stonehenge (essays)
1975 De neus van Cleopatra (essays)
1980 Wijlen Sarah Silbermann (roman)
1985 De eerste sneeuw van het jaar (roman)
1989 De elfenkoningin (roman)
1994 De geheime academie (roman)
