Gepubliceerd op 30-07-2017

Sarajevo, Beleg van (april 1992-november 1995)

betekenis & definitie

Het van de buitenwereld afgesloten houden van de hoofdstad van Bosnië-Herzegovina door Bosnische Serviërs.

De meerderheid van de inwoners van Sarajevo bestaat uit moslims; een deel van de stad wordt echter door Bosnische Serviërs bewoond, terwijl er in Sarajevo ook Bosnische Kroaten wonen. In het voorjaar van 1992 bereikte de Joegoslavische burgeroorlog Bosnië-Herzegovina. Op 5 januari 1992 hadden de Bosnische Serviërs een eigen republiek in Bosnië-Herzegovina uitgeroepen, die aansluiting zocht bij de Federale Republiek Joegoslavië (ontstaan op 27 april 1992). Op 3 maart 1992 verklaarden moslims en Kroaten Bosnië-Herzegovina tot een onafhankelijke staat. Daarmee begon de oorlog in Bosnië-Herzegovina. De Bosnische Serviërs kwamen onder leiding van hun leider Radovan Karadzic tegen dit besluit in opstand. Begin april begonnen zij Sarajevo te belegeren. De burgerbevolking werd het slachtoffer van beschietingen vanuit de Servische wijken en rondom de stad op bergen gelegen stellingen. Door de voortdurende bombardementen en het optreden van Servische sluipschutters vielen er duizenden doden.

Na een granaataanval op een markt op 5 februari 1994, waarbij achtenzestig mensen omkwamen, dreigde de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) met luchtaanvallen, als de zware wapens van de Serviërs niet buiten een straal van twintig kilometer zouden worden teruggetrokken. Aan dat ultimatum werd min of meer gevolg gegeven, waardoor de druk op Sarajevo tijdelijk verminderde. Gaandeweg namen de Serviërs echter hun stellingen weer in; hulpkonvooien konden soms wekenlang de stad niet bevoorraden. Op 28 augustus 1995 eiste een Servische mortiergranaat op de markt van Sarajevo zevenendertig doden. Deze terreurdaad was voor de internationale gemeenschap eindelijk het startsein het Servische beleg te breken. Na grootscheepse bombardementen op Servische stellingen kon het contact met de buitenwereld worden hersteld. Door het tekenen van een akkoord op 21 november door de leiders van Bosnië-Herzegovina, Kroatië en de Federale Republiek Joegoslavië op de Amerikaanse luchtmachtbasis in Dayton kwam een einde aan het beleg van Sarajevo. Een onderdeel van dit akkoord betrof de status van Sarajevo. Overeengekomen werd dat de stad in haar geheel onder Bosnisch-Kroatisch bestuur zou komen. De bewoners van de Servische wijken hadden daartegen grote bezwaren. Ze vreesden voor hun veiligheid onder het nieuwe bestuur. Radovan Karadzic dreigde met een (nieuw) bloedbad in Sarajevo. De Bosnische president Alija Izetbegovic garandeerde de Servische inwoners van Sarajevo echter hun veiligheid.

De stad was ongeveer drieëneenhalf jaar vrijwel verstoken geweest van water, gas, elektriciteit en telefoonverbindingen. Onder meer dankzij een geheime tunnel tussen twee stadswijken die een verbinding vormde met het gebied dat werd gecontroleerd door het Bosnische regeringsleger, kon Sarajevo het jarenlange isolement doorstaan.

< >