De moord op de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand en diens vrouw Sophie door de Bosnische activist Gavrilo Princip in de Bosnische hoofdstad Sarajevo, die het startsein betekende voor de Eerste Wereldoorlog.
Bosnië-Herzegovina was in 1908 geannexeerd door Oostenrijk-Hongarije. De plannen van Servië, dat streefde naar een Groot-Servië op de Balkan, werden hiermee ernstig gedwarsboomd. Sarajevo werd een brandpunt van het Servisch nationalisme. De Servische autoriteiten rieden Frans Ferdinand dan ook af een bezoek te brengen aan de stad. Desondanks reisde de Oostenrijkse troonopvolger op een belangrijke Servische feestdag naar de Bosnische hoofdstad om de Oostenrijkse troepen te inspecteren. Tijdens een autorit door de stad werden hij en zijn vrouw doodgeschoten.
Hoewel de Servische regering niet medeplichtig was aan de moord in Sarajevo, greep Oostenrijk-Hongarije de aanslag aan om druk op Servië uit te oefenen. Op 23 juli zond de Oostenrijkse regering een ultimatum aan Servië, dat bij aanvaarding het einde van de Servische onafhankelijkheid zou betekenen. Toen de Servische regering te kennen gaf het ultimatum niet zonder meer te kunnen accepteren, maar de zaak voor te willen leggen aan het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag, verklaarde Oostenrijk-Hongarije op 28 juli de oorlog aan Servië.
