Collectieve boerenbedrijven in de voormalige Sovjetunie.
In het kader van Stalins gedwongen collectivisatie van de landbouw werden vanaf 1929 uit voorheen zelfstandige of pachtboerderijen kolchozen gevormd. De gemiddelde kolchoz had een omvang van ongeveer zesduizend hectare. Iedere kolchoz had een bestuur. De leden van de kolchoz moesten de orders van de voorzitter uitvoeren. Zij kregen een vergoeding, gebaseerd op de opbrengst van de kolchoz en het aantal dagen dat ze hadden gewerkt. De kolchozboeren kregen de beschikking over een eigen stukje grond, ongeveer een halve hectare per gezin. De motivatie van de boeren om zich voor de kolchoz in te zetten, was niet groot. Dat bleek wel uit de opbrengst van de eigen grond van de kolchozboeren die goed was voor enkele tientallen procenten van de totale productie van een flink aantal landbouwproducten.