De koning van Jordanië sinds 1953.
Hoessein is de kleinzoon van Abdoellah, de koning van Jordanië die in 1951 door een Palestijnse extremist werd vermoord. Hoesseins vader Talal volgde Abdoellah op, maar werd in 1952 krankzinnig verklaard. Hoessein regeerde van 11 augustus 1952 tot 2 mei 1953 onder een regentschap; daarna was hij volwaardig koning.
Hoessein ondervond zowel binnenlandse (van de Palestijnen) als buitenlandse (van Egypte en Syrië) weerstand tegen zijn gematigde politiek tegenover Israël en wegens zijn pro-westerse opstelling. In de Zesdaagse Oorlog in 1967 verloor Jordanië de westelijke Jordaan-oever en Oost-Jeruzalem aan Israël. Talrijke Palestijnse guerrillastrijders vestigden zich nu in Jordanië, waardoor de binnenlandse oppositie tegen de koning aanzienlijk sterker werd. Om te kunnen overleven, brak Hoessein in 1970 (Zwarte September) en 1971 de Palestijnse macht in Jordanië. Hulp van de Verenigde Staten en van Saudi-Arabië hield Hoessein in het zadel. In 1974 zag hij af van aanspraken op de westelijke Jordaan-oever om de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) de kans te geven daar in de toekomst een eigen staat te vestigen. In de Golf-crisis van 1990 die uitliep op de tweede Golf-oorlog, koos Hoessein de kant van de Iraakse leider Saddam Hoessein, wat hem bijzonder kwalijk werd genomen door de Verenigde Staten. Jordanië dreigde in een isolement terecht te komen. In 1991 hief koning Hoessein de noodtoestand op, die sinds de Zesdaagse Oorlog van kracht was. Op die manier werd een begin gemaakt met een meer democratisch bestuur van het land. In de loop van de jaren negentig werden de banden met de westerse landen hersteld. Het Westen had er belang bij Jordanië te vriend te houden, omdat koning Hoessein een zeer gematigd heerser was. Deze politiek wierp zijn vruchten af; op 26 oktober 1994 sloten Jordanië en Israël vrede, waarmee Jordanië na Egypte het tweede land in het Midden-Oosten was dat normale betrekkingen met Israël onderhield.