Gepubliceerd op 29-06-2020

wetgeving

betekenis & definitie

Onder wetgeving wordt wel verstaan het geheel van in een staat geldende geschreven regels, zoals wetten en regeringsbesluiten. Op nationaal niveau zijn de regering en de Staten-Generaal samen aan te duiden als formele wetgever of wetgevende macht.

De Koning speelt in het wetgevingsproces een rol. Wetsvoorstellen van de regering worden formeel door de Koning aan de Tweede Kamer aangeboden. Wetten worden op last van de Koning bekendgemaakt. De handtekening van de Koning is, naast die van betrokken ministers of staatssecretarissen, nodig voor het bekrachtigen van wetten en Koninklijke Besluiten.De procedure van de formele wetgeving is geregeld in de Grondwet. Wetten komen tot stand in samenwerking van de regering en de Staten-Generaal, waarbij de Kamers, op enige uitzonderingen na, afzonderlijk besluiten. Die uitzonderlijke gevallen betreffen vaak zaken rond het Koninklijk Huis, zoals een toestemmingswet voor een koninklijk huwelijk of het benoemen van een regent.

Dan besluiten de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gezamenlijk in een zogenaamde verenigde vergadering van de Staten-Generaal.

Wetten die op initiatief van de regering tot stand komen, doorlopen doorgaans en in grote lijnen de volgende procedure. De gang van wetsvoorstellen die de Tweede Kamer initieert, wijkt nauwelijks van de beschreven procedure af. Stap 1: Ministerraad Verreweg de meeste wetten komen tot stand op initiatief van de regering. Een of enkele ministers doen een voorstel tot wet aan de ministerraad, die daar vervolgens een besluit over neemt.

Stap 2: Raad van State Nadat de ministerraad het eens is, wordt het wetsvoorstel naar de Raad van State gestuurd. Dit loopt via de Koning; de Koning machtigt tot het horen van de Raad van State. De Raad van State wordt door de regering gehoord als onafhankelijk adviseur over alle wetsvoorstellen die zij aan de Staten-Generaal doet, alle internationale verdragen die zij ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voorlegt en alle algemene maatregelen van bestuur voordat die worden uitgevaardigd.

Stap 3: Staten-Generaal Begeleid door het advies van de Raad van State en een memorie van toelichting (een nadere uitleg van de wet door de minister), dient de Koning een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer of als de wet dat voorschrijft, bij de Verenigde vergadering. De indiening geschiedt bij koninklijke boodschap, een door de Koning ondertekende aanbiedingsbrief, waarvoor de minister zoals blijkt uit zijn ondertekening van de memorie van toelichting de verantwoordelijkheid aanvaardt. De regering en de Tweede Kamer kunnen tijdens de behandeling in de Tweede Kamer een wetsvoorstel wijzigen (amenderen). Als de Tweede Kamer een, al dan niet gewijzigd, wetsvoorstel heeft aangenomen, wordt het naar de Eerste Kamer gezonden. Deze kan het wetsvoorstel slechts in zijn geheel aannemen of verwerpen.

Stap 4: Regering Nadat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, heeft het om wet te worden nog de bekrachtiging door de regering nodig. Deze bekrachtiging geschiedt door de Koning zelf en een of meer ministers. De bekrachtiging is formeel bezien dus een Koninklijk Besluit. Bekrachtiging wordt zeer zelden geweigerd. In hoeverre de Koning daarbij een rol speelt is, gezien het geheim van het paleis, niet te achterhalen, maar de Koning schijnt wel eens stevig te opponeren. Ondertekening van de wet kan uitsluitend door de Koning zelf worden gedaan, tenzij de Koning minderjarig is of formeel buiten staat is verklaard; in die gevallen neemt een regent het koninklijk gezag waar.

Dit houdt bijvoorbeeld in dat ook tijdens vakanties van de koningin of tijdens verblijf in het buitenland het ondertekenen ‘doorgaat’. Een medewerker van het Kabinet der Koningin, dat de vorstin ondersteunt bij de afhandeling van regeringsstukken, is in deze situaties daarom steevast in haar nabijheid. Nadat de wet is getekend door de Koning en de betrokken bewindspersonen, plaatst de minister van Justitie de wet in het Staatsblad. Dit is de bekendmaking. De originele wetten worden bewaard door het Kabinet der Koningin.

Zeer vele andere regels worden niet vastgesteld door de wetgever in formele zin, maar door de regering of een minister. De regels, vastgesteld door de regering, dragen meestal de naam algemene maatregel van bestuur. Een algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld bij Koninklijk Besluit, de Raad van State gehoord zijnde. Regels, afkomstig van een minister, dragen de naam ministeriële regeling.

Naast de genoemde regelingen, die op centraal niveau worden vastgesteld, bestaan er regels afkomstig van gedecentraliseerde besturen. Zij dragen veelal de naam verordening. In de provincie stellen in beginsel de Provinciale Staten de provinciale verordeningen vast. Op gemeentelijk niveau doet de gemeenteraad dit in principe. Ook zijn er verordeningen van waterschapsbesturen, de Sociaal Economische Raad, de productschappen en bedrijfschappen (bedrijfslichamen). Steeds belangrijker zijn regelingen, vervat in verdragen en besluiten afkomstig van de ambten van de Europese Unie. Laatstgenoemde heten richtlijnen en verordeningen.

WETTEN WAARIN EEN UITZONDERINGSPOSITIE VOOR DE LEDEN VAN HET KONINKLIJK HUIS IS VASTGELEGD KENTEKEN REGLEMENT Artikel 4. Bijzondere kentekens

1.Aan leden van het Koninklijk Huis en aan buitenlandse diplomaten kan een kenteken worden opgegeven, bevattende de lettergroep AA, onderscheidenlijk CD, en aan hen die behoren tot het Internationaal Gerechtshof dan wel tot een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen internationale organisatie een kenteken, bevattende de lettergroep CDJ.

GRONDWET Artikel 40. Vrijwaring belasting

1.De Koning ontvangt jaarlijks ten laste van het Rijk uitkeringen naar regels bij de wet te stellen. Deze wet bepaalt aan welke andere leden van het koninklijk huis uitkeringen ten laste van het Rijk worden toegekend en regelt deze uitkeringen.
2.De door hen ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie, zijn vrij van persoonlijke belastingen. Voorts is hetgeen de Koning of zijn vermoedelijke opvolger krachtens erfrecht of door schenkingen verkrijgt van een lid van het koninklijk huis vrij van de rechten successie, overgang en schenking. Verdere vrijdom van belasting kan bij de wet worden verleend.

WET OP DE LIJKBEZORGING [Er zijn geen speciale wetten ingesteld rond de lijkbezorging van leden van het Koninklijk Huis.] In de Wet op de lijkbezorging van 7 maart 1991 staat in artikel 87:

1.Deze wet is niet van toepassing op de lijkbezorging van leden van het Koninklijk Huis.
2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan ten aanzien van andere bloed- en aanverwanten van de Koning ontheffing verlenen van bepalingen van deze wet.

[Wel heeft de koninklijke familie een uitzonderingspositie t.o.v. de volgende artikelen:] Artikel 16 ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de vijfde dag na die van het overlijden’ Artikel 23 ‘Begraving geschiedt op een begraafplaats’ Artikel 26 ‘Geen toegang of ingang van een graf of grafkelder mag zich bevinden of worden aangelegd in een kerk of een ander gesloten gebouw, dat niet uitsluitend tot begraven bestemd is.’ RIJKSTELEFOONREGLEMENT 1929 Artikel 6. Regeringsgesprekken

1.Onder regeeringsgesprekken worden in het binnenlandsch verkeer verstaan:
a. gesprekken, aangevraagd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis. Artikel 13. Volgorde van de gesprekken
2.In gewone tijden worden gesprekken van verschillenden rang gevoerd in de volgende orde:
a.regeeringsgesprekken, aangevraagd door of namens de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis.

BEGINSELENWET VERPLEGING TER BESCHIKKING GESTELDEN Artikel 35. Contact met de buitenwereld

3.Het hoofd van de inrichting is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:
a.de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b.de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
c.de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
d.de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
e.de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
4.Het toezicht, bedoeld in het derde lid, kan worden beperkt tot bepaalde personen of instanties.
5.Het hoofd van de inrichting kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het derde lid.

Artikel 36

1. Het bepaalde in artikel 35, derde tot en met het vijfde lid, is niet van toepassing op brieven, door de verpleegde gericht aan of afkomstig van:
a.leden van het Koninklijk Huis;

PENITENTIAIRE BEGINSELENWET Artikel 36

3.De directeur is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht wordt aan de gedetineerden tevoren mededeling gedaan.
4.De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken

alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a.de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b.de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
c.de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

Artikel 37

1. Artikel 36, derde en vierde lid, is niet van toepassing op brieven, door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van: leden van het Koninklijk Huis;

BEGINSELENWET JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN

3.De directeur is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor jeugdigen toezicht uit te oefenen met het oog op een belang als bedoeld in het vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefenen van toezicht wordt aan de jeugdige tevoren mededeling gedaan.
4.De directeur kan de verzending of de uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a.de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b.de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten;
c.de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven;
d.de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;
e.de uitvoering van het verblijfs- of behandelplan.

Artikel 42

1. Artikel 41, derde en vierde lid, is niet van toepassing op brieven door de jeugdige gericht aan of afkomstig van:
a. leden van het Koninklijk Huis;

BURGERLIJK WETBOEK BOEK 1 Artikel 5

12. De geslachtsnaam van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het Koninklijk Huis wordt bij Koninklijk Besluit bepaald.

SUCCESSIEWET 1956 Artikel 33

1. Van het recht van schenking is vrijgesteld, hetgeen wordt verkregen:
1*. van de Koningin of de leden van het Koninklijk Huis;

BEPERKING UITOEFENING BURGERLUCHTVAART BOVEN SOESTDIJK, DRAKENSTEIJN, HUIS TEN BOSCH, NOORDEINDE EN NOORDEINDE 66 Artikel 1 In de hierna te noemen gebieden wordt het uitoefenen van de burgerluchtvaart verboden tot een hoogte van 609,2 m boven gemiddeld zeeniveau.

1.Een cirkelvormig gebied boven paleis Huis ten Bosch, aangeduid als EHP26 met een straal van 1852 m (1 zeemijl) met als middelpunt de coördinaten:
52-05-45 NB 04-20-30 OL

met uitzondering van het gebied boven het terrein dat als Malieveld bekend staat.

2.Een rechthoekig gebied boven de paleizen Soestdijk en Drakensteijn, aangeduid als EHP25, waarvan de hoekpunten samenvallen met de coördinaten:
52-11-08 NB05-12-30 OL 52-12-22 NB-05-17-15 OL 52-11-21 NB05-17-56 OL 52-10-09 NB 05-13-11 OL.
3.Een cirkelvormig gebied boven paleis Noordeinde en Noordeinde 66, aangeduid als EHP27, met een straal van 600 m met als middelpunt de coördinaten:
52-04-53 NB004-18-26 OL.
4.Een cirkelvormig gebied boven landgoed De Horsten, aangeduid als EHP28, met een straal van 3704 m met als middelpunt de coördinaten:
52°07'00" NB en 004°23'00" OL.

Artikel 2 Het in het vorige artikel genoemde verbod is niet van toepassing op:

a.Luchtvaartuigen van de Politie Luchtvaartdienst van het Korps Landelijke Politiediensten;
b.Luchtvaartuigen die gebruikt worden ten behoeve van het vervoer van leden van het Koninklijk Huis, Staatshoofden en Ministers.
c.helikopters die svorden gebruikt voor spoedeisende hulpverlening door traumateams of voor zoek- en reddingsacties.

Artikel 3

1.Het verbod, bedoeld in artikel 1 geldt met betrekking tot de in het derde en vierde onderdeel genoemde gebieden niet voor:
a.burgerluchtvaartuigen die toestemming hebben gekregen voor medegebruik van het militaire luchtvaartterrein Valkenburg en een klaring hebben gekregen voor het uitvoeren van de voorgeschreven naderings-, vertrek- of wachtprocedure;
b.ambulancevluchten voor het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag.
2.Het verbod, bedoeld in artikel 1, geldt niet voor burgerluchtvaartuigen die daarvan ontheffing hebben gekregen van de Minister van Verkeer en Waterstaat.

< >