Aanduiding voor paleis Noordeinde in Den Haag, dat sinds 1984 door koningin Beatrix wordt gebruikt als officiële werk- en ontvangstruimte, en waar de meeste departementen van de hofhouding zijn ondergebracht.
In de 19e eeuw werd onderscheid gemaakt tussen zomeren winterresidenties. Sommige paleizen, zoals Huis ten Bosch, konden niet goed verwarmd worden en waren daarom alleen in de zomer bewoond. Andere, zoals paleis Het Loo, lagen ver van het regeringscentrum en konden alleen bewoond worden in de zomer, wanneer het regeringswerk grotendeels stillag. Koningin Wilhelmina was de laatste vorstin die onderscheid maakte tussen zomer- en winterresidenties. Haar dochter Juliana koos permanent voor paleis Soestdijk, ook na haar inhuldiging in 1948. Voor specifieke regeringstaken, zoals Prinsjesdag of kabinetsformaties, maakte zij gebruik van Haagse paleizen als Huis ten Bosch of Lange Voorhout.
In 1969 kondigde koningin Juliana aan dat haar dochter Beatrix, wanneer zij koningin zou worden, paleis Noordeinde in gebruik wilde nemen als ‘werkpaleis’; zij zou gaan wonen op paleis Huis ten Bosch. Op Prinsjesdag 1984 werd het werkpaleis officieel in gebruik genomen.
Ook andere Europese monarchen maken onderscheid tussen werk- en woonpaleis. In Zweden woont de koning buiten Stockholm, op paleis Drottningholm, maar fungeert het Koninklijk Paleis in de stad als werkpaleis. In Spanje woont de koning in het bescheiden paleis Zarzuela, een paar kilometer buiten Madrid, en is het Palacio Real in de stad werkpaleis. In België staat het werkpaleis in het centrum van Brussel en woont de koning buiten de stad in het kasteel van Laken.