Werkpaleis van de koningin, gelegen aan het Noordeinde in Den Haag. Het paleis is staatsbezit, aan de koningin ter beschikking gesteld.
De koningin heeft hier haar werkvertrekken en ook de secretariaten en de meeste departementen van de hofhouding zijn er ondergebracht. Aan de kant van het Noordeinde heeft het gebouw voornamelijk een 17e-eeuws uiterlijk naar een ontwerp van Jacob van Campen. De achterzijde is vroeg 19e-eeuws.De voorgeschiedenis van het paleis gaat terug tot de eerste helft van de 16e eeuw, toen een stadspaleisje aan het Noordeinde werd gebouwd. In 1591 vestigde Louise de Coligny (1555-1620), de weduwe van Willem van Oranje, zich hier met haar stiefdochters en haar zoon Frederik Hendrik. Prins Frederik Hendrik vestigde zich er na zijn huwelijk met Amalia van Solms, maar verhuisde na de dood van prins Maurits naar het Binnenhof.
Hij liet het huis op het Noordeinde verbouwen en uitbreiden door de architecten Jacob van Campen en Pieter Post ten behoeve van zijn zoon Willem, de latere stadhouder Willem II. Van Campen ontwierp een hoofdgebouw met twee dwarsvleugels, dat voor het oude stadspaleis kwam te staan. Pieter Post nam een groot deel van de afwerking en het interieur voor zijn rekening. Over de hele breedte van de faqade werd zandsteen aangebracht. Boven de drie middelste traveeën kwam een driehoekig fronton met een timpaan met beeldhouwwerk. Na het overlijden van Frederik Hendrik vestigde zijn weduwe Amalia zich op het Noordeinde in het Oude Hof, zoals het paleis toen werd aangeduid.
Na de dood van Willem III in 1702 viel het paleis toe aan de koning van Pruisen, maar het kwam in 1754 via Anna van Hannover, de weduwe van stadhouder Willem IV, weer in handen van de Oranjes. Anna liet onder andere een balkon bouwen. Stadhouder Willem V liet verbouwingen uitvoeren ten behoeve van zijn zoon, erfprins Willem Frederik, de latere koning Willem I. Op 6 december 1792 werd diens zoon, de latere koning Willem II, er geboren. Na de vlucht van de stadhouderlijke familie in 1795 vestigde de opperbevelhebber van het Franse Armée du Nord, Charles Pichegru, zich in het paleis, dat nog in dat jaar tezamen met de andere paleizen werd overgedragen aan de nieuwe staat, de Bataafse Republiek. Het paleis is sindsdien altijd staatsbezit gebleven.
Na de vestiging van de Oranjemonarchie besloot Willem I het Oude Hof te laten verbouwen door architect Jan de Greef. Aan de achterzijde verrees een geheel nieuwe woonvleugel voor het koninklijk gezin in empirestijl.
Ook het voorgebouw aan het Noordeinde werd in die trant verbouwd. Een belangrijke toevoeging vormde de rijk versierde balzaal. In 1817 nam de koninklijke familie haar intrek in paleis Noordeinde. Willem I bleef het paleis bewonen tot zijn troonsafstand in 1840. Zijn zoon en opvolger Willem II koos paleis Kneuterdijk tot residentie. Koning Willem III betrok na zijn troonsbestijging in 1849 wel paleis Noordeinde.
Hier vonden nu ook weer feesten en ontvangsten plaats. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote Sophie, in 1877, hertrouwde Willem III met prinses Emma van Waldeck-Pyrmont.
Op 31 augustus 1880 werd uit dit huwelijk op paleis Noordeinde prinses Wilhelmina geboren. Een deel van haar jeugd bracht Wilhelmina hier door. Nadat Willem III in 1890 overleed, bewoonden koningin-moeder Emma en koningin Wilhelmina het een deel van het jaar. Koningin Wilhelmina trouwde in 1901 met hertog Hendrik van Mecklenburg. Het huwelijk werd voltrokken in de Witte Zaal van paleis Noordeinde. Onder de vele huwelijksgeschenken was een zogenaamde Indische Zaal, een geschenk van de bevolking van NederlandsIndië.
Deze reconstructie van een voorzaal in het paleis van een inlandse vorst werd ingepast in het paleis en bevindt zich daar nog steeds. In 1909 werd hun dochter prinses Juliana op paleis Noordeinde geboren. In 1937 vonden er de feestelijkheden plaats rond haar huwelijk met prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden alle bezittingen van het Koninklijk Huis geconfisqueerd. Paleis Noordeinde was sinds 1795 staatsbezit en viel dus buiten deze maatregel. Na de oorlog nam koningin Wilhelmina niet opnieuw haar intrek in het paleis.
Alleen voor een enkele officiële gelegenheid, zoals de opening van de Staten-Generaal, maakte zij er tijdelijk gebruik van. Bij het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de overkapping van het paleis brak op 18 mei 1948 brand uit. Het dak en de zolders van het centrale gedeelte brandden volledig uit. Het plafond en grote delen van de wanddecoraties van de grote balzaal en enkele van de aangrenzende vertrekken gingen hierbij verloren. Andere delen van het paleis liepen waterschade op. Het was onduidelijk wat er met paleis Noordeinde moest gebeuren.
De regering besloot de door de brand aangerichte schade in het voorgedeelte van het paleis te herstellen. Het gebouw was nu weer geschikt voor ontvangsten door de regering. Voor de achtervleugels werd een andere bestemming gezocht. In 1953 werd de paleistuin opengesteld voor het publiek.
In het paleis werd tijdelijk het Institute of Social Studies (ISS) ondergebracht, maar er bleven ook enkele burelen van de hofhouding in gevestigd. Onder leiding van architect H. de Lussanet de la Sablonière vond een restauratie plaats. Hij liet de muren ontdoen van hun dikke pleisterlaag omdat hij het paleis zijn 17e-eeuwse uiterlijk wilde teruggeven. Het balkon dat in de 18e eeuw was aangebracht, werd gesloopt.
In 1969 kondigde koningin Juliana aan dat haar dochter Beatrix, wanneer zij koningin was geworden, paleis Noordeinde in gebruik wilde nemen als ‘werkpaleis’; Beatrix zou gaan wonen op Huis ten Bosch. In 1973 viel hierover het definitieve besluit, waarop het ISS in 1976 verhuisde en een grote restauratie kon beginnen onder leiding van de Rijksgebouwendienst en het architectenbureau Kruger. De koningin en prins Claus kregen werken ontvangstruimten in het Bruine Kwartier (in de rechter zijvleugel). Voor de hofhouding kwamen er werkruimten op de begane grond en eerste en tweede verdieping van de zuidelijke achtervleugel. Het middengedeelte werd bestemd voor grote ontvangsten en diners. De keuken met een capaciteit voor diners met 200 gasten kwam onder de kap van het centrale middengedeelte.
In de noordelijke achtervleugel werden logeervertrekken ingericht. Er is van afgezien het paleis strikt volgens één stijlperiode te restaureren, omdat er door de eeuwen heen te veel wijzigingen waren aangebracht. Zo kwam het balkon terug, maar voor het overige behield de voorgevel zijn 17e-eeuwse uiterlijk. Ook aan het interieur is het nodige veranderd. In de achtervestibule is een nieuwe trap gekomen. Boven de trap op de eerste verdieping is een koepel aangebracht met een schildering van Rudi van de Wint. De grote balzaal is volledig gerestaureerd.
De door koningin Emma ingerichte Marotzaal of dagelijkse eetzaal is ongewijzigd gelaten.
In 1984 werd het paleis opgeleverd en dat jaar op Prinsjesdag is het officieel in gebruik genomen. Koningin Beatrix houdt er enkele dagen per week kantoor, zij ontvangt er buitenlandse ambassadeurs voor de overhandiging van geloofsbrieven, er worden banketten gehouden en andere ontvangsten gegeven. Verder speelt het paleis een rol bij aangelegenheden in de familiesfeer. In 2001 werd de verloving van prins Willem-Alexander en prinses Máxima er aangekondigd en speelde het een rol bij de viering van het huwelijk van prins Constantijn en prinses Laurentien. Prins Claus (oktober 2002), koningin Juliana (maart 2004) en prins Bernhard (december 2004) lagen er opgebaard na hun overlijden en in het paleis kon het publiek afscheid nemen van de overledenen. Vanuit paleis Noordeinde maakten zij ook hun laatste gang naar de grafkelder van de Oranjes in Delft.