Gepubliceerd op 29-06-2020

Gerbrandy, Pieter Sjoerds

betekenis & definitie

Nederlands politicus, minister-president gedurende de Tweede Wereldoorlog; geboren op 13 april 1885 te Goënga (Friesland), overleden op 7 september 1961 te Den Haag. Gerbrandy studeerde rechten aan de Vrije Universiteit, was advocaat, lid van Gedeputeerde Staten van Friesland voor de Anti-Revolutionaire Partij (19201930) en vervolgens hoogleraar aan de Vrije Universiteit (1930-1939).

In 1939 werd hij tegen de zin van zijn partij minister van Justitie in het kabinet-De Geer. Met zijn mede-ministers week hij 13 mei 1940 naar Engeland uit. Daar stelde hij zich onmiddellijk teweer tegen het defaitisme van de minister-president De Geer. Na het ontslag van de in haar ogen zwakke minister-president jonkheer D.J. de Geer belastte Wilhelmina Gerbrandy in de zomer van 1940 tegen het advies van de andere ministers in met de vorming van een nieuw kabinet.De benoeming van Gerbrandy tot premier wordt wel gezien als Wilhelmina’s belangrijkste regeringsdaad in Londen. Hij vormde de verpersoonlijking van Nederlands hechte verbondenheid met de geallieerden, en herstelde door zijn vastberadenheid, ondubbelzinnig gedrag en felle taal het door De Geers houding geschokte prestige van de regering. Hoewel hij de Engelse taal nauwelijks machtig was genoot ‘Cherry Brandy’ ook het vertrouwen van Churchill. In 1942 werd Gerbrandy naast premier ook minister van Algemene Oorlogsvoering. In de ogen van Wilhelmina was Gerbrandy een van de weinigen die deugde in de Nederlandse regering. Hij was de enige minister die van tevoren inzage kreeg in haar toespraken voor Radio Oranje.

In 1941 kregen Gerbrandy en Wilhelmina de gelegenheid tot het samenstellen van een oorlogskabinet, nadat als gevolg van een conflict tussen Wilhelmina en een van de ministers de overige bewindslieden hun portefeuille ter beschikking hadden gesteld. Gedurende de oorlogsjaren redde prins Bernhard de premier, die niet kon zwemmen, bij een bad in de Thames door hem toen hij kopje onder ging bij de schouderbandjes van zijn zwempak te pakken.

In zijn plannen voor Nederland na de bevrijding zag Gerbrandy aanvankelijk een belangrijke rol weggelegd voor prins Bernhard als commissaris-generaal van militair en economisch herstel. Vanaf medio 1942 bekoelde de relatie tussen koningin en premier als gevolg van verschillen van inzicht over het Nederland van na de bevrijding. Het kabinet-Gerbrandy was druk bezig met terugkeerwetgeving op allerlei terreinen; koningin Wilhelmina vond dat het kabinet daarmee over zijn graf heen regeerde. Naar haar mening diende het kabinet-Gerbrandy op de dag van bevrijding af te treden en plaats te maken voor een nieuw voorlopig bestuur. Gesterkt door de verhalen van de Engelandvaarders, geloofde zij in de mogelijkheid van werkelijke politieke vernieuwing in het verzuilde Nederland. Een grondwetsherziening moest de regering meer macht geven ten opzichte van het parlement.

Uiteindelijk won Gerbrandy het conflict met een pleidooi voor continuïteit van het regeringsbeleid, maar de relatie met Wilhelmina bleef zeker in de laatste maanden van de oorlog moeizaam. Door de omstandigheden en door Gerbrandy’s internationale reputatie, die het moeilijk maakten hem te ontslaan, bleven zij echter tot elkaar veroordeeld. Nadat het tweede kabinet-Gerbrandy zijn ontslag had aangeboden, belastte Wilhelmina hem met de vorming van een nieuw kabinet, waarin ‘vernieuwers’ uit de bevrijde gebieden moesten zitten. In februari 1945 vormde hij een nieuw kabinet, waarin een sterk contingent rooms-katholieken, maar geen enkele socialist werd opgenomen. Na de bevrijding van geheel Nederland trad hij af. De relatie met koningin Wilhelmina zou tot aan zijn overlijden ijzig blijven.

Gerbrandy was van 1948 tot 1959 lid van de Tweede Kamer. Hij verzette zich hardnekkig tegen de Indonesië-politiek van de regering en werd voorzitter van het Nationale Comité Handhaving Rijkseenheid. Koningin Wilhelmina weigerde Gerbrandy als voorzitter van dit comité in audiëntie te ontvangen. Gerbrandy werd in 1955 benoemd tot minister van Staat. Een jaar later werd op verzoek van koningin Juliana en prins Bernhard in het kader van de Greet Hofmans-affaire een driemanschap ingesteld bestaande uit Beel, Gerbrandy en Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, dat onderzoek deed naar de omstandigheden die tot buitenlandse publicaties over de kwestie hadden geleid, en het koninklijk paar van raad moest dienen.

< >