Gepubliceerd op 29-06-2020

Claus Prins der Nederlanden

betekenis & definitie

Voluit: Claus George Willem Otto Frederik Geert Prins der Nederlanden, jonkheer van Amsberg; geboren op 6 september 1926 te Hitzacker, overleden op 6 oktober 2002 te Amsterdam; trouwde op 10 maart 1966 met prinses (later koningin) Beatrix; drie zonen: Willem-Alexander (1967), Johan Friso (1968) en Constantijn (1969).

Prins Claus, zoals hij in Nederland bekend is geworden, werd op 6 september 1926 geboren als Claus von Amsberg op het landgoed Dötzingen van zijn moeder aan de rand van Hitzacker, een stadje op de linkeroever van de Elbe. Hij was genoemd naar zijn vader. Zijn moeder was Freiin (barones) Gösta von dem Bussche-Haddenhausen. Zijn kinderjaren verdeelde hij tussen Noord-Duitsland en Oost-Afrika. Zijn ouders waren als kolonist met hun gezin uiteindelijk één zoon en zes dochters in 1928 naar een van de voormalige Duitse kolonies in Afrika getrokken, naar het inmiddels Britse mandaatgebied Tanganyika. De lagere school bezocht hij aanvankelijk in Mecklenburg, in Bad Doberan aan de Oostzeekust en daarna op een kostschool in Lusotho in Tanganyika.

Het middelbare onderwijs volgde hij op een internaat in Pommeren; de zogeheten ‘Baltenschule’ in Misdroy, een befaamd opleidingsinstituut voor de Duitse adel ten oosten van de Elbe. Begin 1943 keerde hij terug naar Bad Doberan, waar hij zijn middelbare school afrondde. De 18-jarige Claus werd in 1944 opgeroepen voor de arbeidsdienst en, nadat hij een oorlogsdiploma had gekregen, voor militaire dienst in de Wehrmacht. Hij volgde een opleiding bij de pantsertroepen in Neuruppin (Brandenburg) en Denemarken. In maart 1945 werd hij geplaatst in de negentigste pantserdivisie in Italië. Hij was vooral getuige van luchtaanvallen, zag kameraden om zich heen sterven, maar raakte niet daadwerkelijk betrokken bij gevechtshandelingen.

Begin mei werd hij door een Amerikaanse eenheid bij Merano (Zuid-Tirol) krijgsgevangen gemaakt. Vanwege zijn kennis van het Engels opgedaan in Tanganyika was hij spoedig tolk. In december 1945 werd hij uit krijgsgevangenschap ontslagen en keerde terug naar Hitzacker. Claus moest als soldaat voor de geallieerde zuiveringscommissie verschijnen. Hij was bovendien lid geweest van de Hitlerjugend, de jeugdorganisatie van de nationaal-socialistische beweging. Het oordeel luidde: ‘nicht betroffen’ ofwel gezuiverd, al moest hij daarna nog wel opnieuw het eindexamen van de middelbare school afleggen.

Claus behoorde tot de generatie van Duitsers die de oorlog aan den lijve had ervaren en die er hun leven lang aan zou worden herinnerd. De Duitse schuld aan de oorlog en de naoorlogse verzoening is een tweede hoofdthema geworden in zijn denken en doen. Met zijn drie zonen bezocht hij Auschwitz en Verdun om hun persoonlijk deze monumenten van geweld uit de Tweede en Eerste Wereldoorlog te tonen. In 1985, bij de veertigjarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog, spande hij zich in om de rede van schuldbekentenis en verzoening van de Duitse bondspresident Richard von Weizsacker in het Nederlands vertaald en uitgegeven te krijgen.

Verloving en huwelijk Zijn eerste studiekeuze was techniek maar het werd de rechtsgeleerdheid. Hij studeerde aan de universiteit in Hamburg en rondde zijn studie in 1956 af. In het volgende jaar meldde hij zich aan voor de buitenlandse dienst van de Bondsrepubliek. Zijn eerste post was in 1958 de ambassade in de Dominicaanse Republiek, zijn tweede in 1961 in Ivoorkust. Twee jaar later werd hij overgeplaatst naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Bonn, waar hij zich bezighield met de economische betrekkingen met Afrikaanse staten ten zuiden van de Sahara. Dat was ook de functie waarin hij de Nederlandse kroonprinses Beatrix ontmoette: voor het eerst op een prinselijke bruiloft in juni 1964 en vervolgens bij wederzijdse, adellijke vrienden.

Een halfjaar later werd het liefdespaar ontdekt door de persfotograaf John de Rooy, die zich met een journalist in de bossen bij het woonhuis van de prinses, kasteel Drakensteyn, had verschanst. De foto van De Rooy zette een schokgolf in gang in de publieke opinie. Het vooruitzicht op een Duitse prins-gemaal kwam hard aan in het Nederland van de jaren ’60, dat juist bezig was aan een kritische herwaardering van zijn geschiedenis in de Tweede Wereldoorlog. Het verleden van de dienstplichtige Claus von Amsberg werd buitenproportioneel opgeblazen. De presentatie van het (op 28 juni 1965) verloofde paar in Amsterdam werd de aanleiding voor een al even publieke presentatie van de zogeheten provo’s, een anarchistische voorhoede die een ware culturele revolutie aankondigde. Op de dag van de bruiloft 10 maart 1966 zouden zij zich doen kennen door het werpen van rookbommen.

Maar ook in het meer bezonken deel van de natie werd kritiek gehoord. De beide Kamers van de Staten Generaal namen het wetsontwerp tot het verlenen van toestemming aan met een minderheid aan tegenstemmers. De keuze voor de hoofdstad als plaats van het huwelijk was omstreden, omdat juist in Amsterdam de jodenvervolging zo zichtbaar en intensief was geweest.

Prins der Nederlanden Even fel als de kritiek was opgekomen, even snel verstomde zij. Prins Claus, wiens naam werd vernederlandst tot Claus van Amsberg, en die bij gelegenheid van zijn huwelijk de titel Prins der Nederlanden kreeg en het predikaat jonkheer van Amsberg, werd spoedig in Nederland geaccepteerd, werd zelfs populair in die intellectuele kring, die hem eerst als een onwelkome toekomstige prins-gemaal had beschouwd. De reden voor die ommekeer is voornamelijk in zijn eigen optreden te vinden. Hij had zich door zijn rechtenstudie zijn constitutionele rechten, maar vooral plichten snel eigen weten te maken. Als naoorlogse Duitser was hij gevoelig voor de tekenen van verwerking van de oorlog in de voormalige bezette landen; als jeugdig afrikanist koos hij de ontwikkelingssamenwerking als zijn werkterrein in een decennium, waarin de uitbuiting van de Derde Wereld door het Westen een hoofdthema was van publieke kritiek. Bovenal werd hij gewaardeerd door de afstand die hij voortdurend bewaarde ten opzichte van prinselijk en militair vertoon.

Hij liep ook de Nijmeegse Vierdaagse een keer mee. De prins werd onder meer benoemd tot lid van de Nationale Adviesraad voor Ontwikkelingssamenwerking, tot lid van het Bureau van deze Raad, voorzitter van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers, en tot voorzitter van de Nationale Commissie voor de Ontwikkelingsstrategie 1970-1980. Toen deze drie jaar later subsidie verleende aan boycotacties van koffie uit het koloniale Angola en sinaasappelen van het Zuid-Afrika, dat in die tijd fel bekritiseerd werd wegens het apartheidsbeleid, werd de functie van Claus politiek geladen. De concretisering van hulp aan de Derde Wereld werd in de jaren ’70 een thema van meningsverschillen en conflicten. De consequentie daarvan was dat de prins tot zijn ongenoegen uit de vuurlinie werd teruggetrokken en als adviseur en inspecteur-generaal aan het ministerie van Buitenlandse Zaken werd toegevoegd. Daar heeft hij vooral in de jaren dat Jan Pronk (PvdA) de portefeuille van Ontwikkelingssamenwerking beheerde, zich een gezaghebbende positie kunnen verwerven.

Aanvankelijk was hij het eens met diens voorkeur voor een ‘donorcentrische’ strategie; westerse regeringen bepaalden de bestemming van de ontwikkelingshulp. In de jaren ’80 is hij geëvolueerd naar een inzicht dat de ontwikkelingslanden zelf de vormen van ondersteuning moeten kiezen en toepassen. Tussen 1966 en 1980 leidde het prinselijk paar op kasteel Drakensteyn een eigen leven en wist een kring van intellectuele en artistieke vrienden om zich heen te verzamelen. Daar groeiden ook de drie in Utrecht geboren zoons op: Willem-Alexander (1967), Johan Friso (1968) en Constantijn (1969). In 1981 moest Drakensteyn worden ingeruild voor Huis ten Bosch. Op 30 april 1980 immers was Beatrix ingehuldigd als koningin.

Nederland leerde een prins-gemaal kennen die de ernst en de beperkingen van het ambt niet behoefde te worden aangeleerd. Hij wist dat hij ‘in een glazen huis’ functioneerde en vroeg zich eens hardop af of er nog wel mensen zouden kunnen worden gevonden die de monarchie op deze wijze wilden voortzetten. Hij was op z’n best in zijn pleidooien voor respect voor de Derde Wereld en in zijn wervende acties voor het muziekleven. Zijn hart ging uit naar jonge musici die net een concours hadden gewonnen en aan wie hij in een fraaie combinatie van respect en vertrouwelijkheid prijzen kon uitreiken. Hij bekleedde ook nog enkele posities gelieerd aan het bedrijfsleven. Enkele andere functies die prins Claus bekleedde waren het erevoorzitterschap van de Stichting Nationaal Contact Monumenten en de Koning Willem I Stichting, en het beschermheerschap van het Koninklijk Concertgebouworkest en Scouting Nederland. Gezondheid In 1982 begon de gezondheid van Claus achteruit te gaan.

Hij werd in september opgenomen in het academisch ziekenhuis in Nijmegen wegens ‘verschijnselen van oververmoeidheid’. Later werden dat depressieve klachten en verhuisde hij naar een psychiatrische kliniek in Basel. Hij werd er met succes behandeld, maar in een volgend decennium keerde de depressie terug. Bovendien bleek hij in 1987 te lijden aan de ziekte van Parkinson. Van deze medische ontwikkelingen bleef de bevolking niet onkundig. Prins Claus stond er zelf op dat zijn ziektebulletins de waarheid vermeldden.

In 1998 werd bij hem prostaatkanker geconstateerd, waarvoor hij in Hamburg werd behandeld. In 2001 en 2002 werd hij herhaaldelijk opgenomen op de intensive care in het AMC in Amsterdam. Het Nederlandse volk kon via de televisie de prins zien strijden tegen het verval. Om hem te eren werd ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag het Prins Claus Fonds opgericht, een instelling voor bekroning van culturele initiatieven uit of met betrekking tot de Derde Wereld. Op de jaarlijkse prijsuitreiking verscheen hij zo lang als het kon. Hij toonde zich steeds meer onthecht aan het protocol, wierp een keer zijn stropdas van zich af en sprak een andere keer een persoonlijke liefdesverklaring uit aan zijn echtgenote.

Balans Ruim twee decennia, van 1980 tot 2002, heeft prins Claus in Nederland de rol vervuld van echtgenoot van de regerend vorstin en dienaar van de monarchie. Zijn taak was wettelijk niet omschreven. Hij heeft zijn positie ingevuld met de hem kenmerkende ernst en op constitutioneel gebied een foutloos parcours afgelegd, maar soms heeft hij ook in humor laten blijken dat de opdracht knelde. Hij zag zich allereerst als de intellectuele raadgever van zijn echtgenote, de koningin. Maar hij wilde in het openbaar voortdurend aandacht vragen voor de urgentie van ontwikkelingssamenwerking, vooral in Afrika. Hij wilde vorm geven aan de verzoening van het naoorlogse Duitsland, zijn vaderland, met Nederland.

En ten slotte bracht hij de muziek terug aan het hof; zijn Duitse lievelingscomponist Bach maar ook de wereldmuziek. Zijn ziekten in het laatste decennium van zijn leven hield hij niet verborgen voor de buitenwacht. De natie zag hem in psychische depressies en vervolgens in de ziekte van Parkinson verslechteren. Toen hij op zondagavond 6 oktober 2002 overleed, herdacht Nederland in hem ‘een geliefd man, die door zijn volharding in een gewone manier van doen de uitzonderlijkheid van het koningshuis heeft helpen bewaren’. De rouw om zijn dood was dan ook breed en oprecht.

< >