Houten, Samuel van, Nederlands politicus, *17.2.1837 Groningen, +14.10.1930 's-Gravenhage. Van Houten studeerde rechten en werd advocaat in Groningen.
Van 1869-1894 was hij lid van de Tweede Kamer; hij behoorde tot de linkervleugel van de liberalen (de → Jong-Liberalen) en opponeerde tegen → Thorbecke; hij was voorstander van staatsinterventie ten behoeve van economisch zwakken. Van Houten had een groot aandeel in de eerste sociale wet in Nederland, het `Kinderwetje van Van Houten' (1874), dat een verbod bevatte op arbeid voor kinderen jonger dan twaalf jaar in fabrieken en werkplaatsen. Van 1894-1897 was hij minister van Binnenlandse Zaken; in die functie bracht hij in 1896 een kieswet tot stand, die weliswaar het → censuskiesrecht niet afschafte, maar toch het aantal kiezers bijna verdubbelde. Van 1904-1907 was hij lid van de Eerste Kamer. Van Houten was ondertussen steeds behoudender geworden en keerde zich tegen de sociale wetgeving, tegen algemeen kiesrecht en tegen de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. In 1922 werd hij weer in de Tweede Kamer gekozen als lijsttrekker van de door hem gestichte Liberale Partij; hij bedankte voor de eer (→ Liberale Partij in Nederland).