iemand, die het offer is van de belangen of hartstochten van anderen, of van zich zelf; degene, die iets moet ontgelden: Zij was het slachtoffer van zijn woede. De slachtoffers der revolutie.
Hij is het slachtoffer van zijn drankzucht. Hij werd het slachtoffer van zijn goede trouw. — Letterlijk: het dier, dat aan de góden geofferd werd, gewoonlijk om de schuld der menschen te verzoenen.