Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ăpĕrĭo

betekenis & definitie

ăpĕrŭi, ăpertum (4),

I. de bedekking van iets afnemen, ontbloten, zichtbaar maken, reflexief se aperire en mediaal aperiri, zichtbaar worden, zich vertonen, te voorschijn komen. | overdr., aan het licht brengen, openbaren, onthullen (ook = verraden), blootleggen, uiteenzetten, reflexief se aperire en mediaal aperiri, (van personen) = zijn ware gezindheid openbaren, zich verraden, (van zaken) = aan de dag komen.

II. a. eig., openen, ontsluiten, openbreken, een opening in iets maken, saltum, openen = de toegang of doorgang mogelijk maken, Liv. | praegn., openen = opgraven, fundamenta templi, Liv., banen, viam, Liv., iter ferro, Sall.; ook openen = een uitweg verschaffen, fontes maximos, Cornif. rhet.

b.overdr., openen, ontsluiten, toegankelijk maken, Pontumy Cic., quod pace omnis Italia erat aperta, voor het vrije verkeer openstond, Liv., mors alcs aperit Syriam, de veilige terugkeer naar Syrië, Tac.; aperire annum, het jaar openen = beginnen, Verg., Plin. pan. | (een inrichting) openen, b.v. ludum (een school), Cic. | (een geldsom) ter beschikking van iemd stellen.

< >