Gerecht dat in de vorm van een krans op de rand van een schaal wordt geschikt, gestort of gesneden. Een rand ziet er feestelijk uit en kan in het midden op allerlei manieren gevuld zijn.
Warme randen hebben altijd een warme vulling, koude een koude. De samenstelling van de rand is afhankelijk van het gerecht (warm of koud, zoet of hartig): – voor warme gerechten: rijst, griesmeel, quenelles, pommes duchesse, – voor koude gerechten: hardgekookte eieren, gelatine (in driehoekjes, halve maantjes of dobbelsteentjes), tomaten (in plakjes of partjes), citroenen of sinaasappels (al dan niet gecanneleerd of in heel dunne, halve schijfjes), – voor desserts: pudding, rijst à l'impératrice, griesmeel, Voor gestorte randen gebruikt men geribbelde of gladde vormen of savarin.