Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

twintigste eeuw – tweede helft – schilderkunst - geometrie

betekenis & definitie

DE KUNST VAN DE TWINTIGSTE EEUW: DE BEELDHOUWKUNST EN DE SCHILDERKUNST NA 1945: GEOMETRIE

De Nederlandse beeldenkunst, met name de geometrie, is in 1967 niet zonder betekenis geweest. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de landaard, met name nuchterheid en zekerheid. De liniaal is een onafscheidbaar hulpmiddel. Invloeden

van Mondriaan, Van Doesburg en de Stijl-groep zijn hierbij van betekenis geweest. De belangrijkste representant van deze ontwikkeling is Ad Dekkers, die met zijn variaties op de figuur van een cirkel de mogelijkheden van deze meetkundige

vorm heeft uitgebreid. Peter Struycken houdt zich bezig met kleuronderzoek - hij test de mogelijkheden van de computer.

Hoewel hij met zijn ritmisch gecomponeerde, strak afgebakende kleurvakken ingedeeld zou kunnen worden bij de kleurabstracten die wij later ter sprake zullen brengen, wordt hij hier toch genoemd omdat hij met Schoonhoven en Dekkers samen de Nederlandse kunst een bepaald gezicht geven. Hun werkstukken vormden de Nederlandse inzending naar de Biënnale van Sao Paulo 1967, waar Schoonhoven een prijs verwierf. Tot geometrisch aandoende resultaten van allure komt ook de beeldhouwer Carel Visser. Zijn uitgangspunt is niet de abstractie waardoor een zekere wetmatigheid beeld wordt - hij gaat uit van gegevens uit de natuur en herleidt deze tot hun primaire verschijningsvorm.

door Jan H. M. Donia.

< >