Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

twintigste eeuw – tweede helft – schilderkunst - beeldhouwkunst

betekenis & definitie

DE KUNST VAN DE TWINTIGSTE EEUW:

DE BEELDHOUWKUNST EN DE SCHILDERKUNST NA 1945

Toen in november 1936 Joseph Goebbels, rijksminister voor Volksvoorlichting en Propaganda van nazi-Duitsland, het schrijven van kunstkritiek officieel verbood, gebeurde dat op grond van een beginsel dat elke expressie van creativiteit in de kiem zou moeten smoren. De kunstuiting en de kunstkritiek hielden zich meer bezig met het individu dan met de gemeenschap, meer met het intellect dan met het gevoel, meende Goebbels. Daarmee huldigde hij een opvatting die in elke totalitaire staat kracht van wet heeft: de kunst moet dienstbaar zijn aan de samenleving, en wat dienstbaarheid inhoudt, maakt de staat uit. Een tragische misvatting die overigens niet geheel behoeft te leiden tot het doden van elke creativiteit. Zowel in nazi-Duitsland als in de huidige totalitaire regimes van links en van rechts werken beeldende kunstenaars wier persoonlijke idealen parallel lopen aan die van de overheid. Bij een groot talent kan dit toch tot een hoogwaardige kunstuiting leiden. Een voorbeeld is de documentaire Olympia van de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn van de cineaste Leni Riefenstahl.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog functioneerde in Duitsland de kunst niet als een toetssteen van de vrijheid van meningsuiting, elders was men te druk bezig zich te weer te stellen of verloren gebied op de overweldiger te heroveren om culturele zaken te behartigen. Of misschien was men - in een breed verband gezien - juist wel met de behartiging daarvan bezig. Het verweer van de democratie tegen het fascisme had onder meer als inzet de verdediging van de eigen cultuur.

door Jan H. M. Donia.

< >