Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

twintigste eeuw – tweede helft – schilderkunst - Amerika

betekenis & definitie

DE KUNST VAN DE TWINTIGSTE EEUW:

DE BEELDHOUWKUNST EN DE SCHILDERKUNST NA 1945: AMERIKAANSE SITUATIE

In 1954, twee jaar nadat de Engelsen hun pop-vingeroefeningen begonnen waren, krijgt de stroming vat op Amerika. Het wordt daar direct een beweging doordat het klimaat daarvoor gunstig is, zowel om een kunststroom te voeden als om een levensstijl te formuleren. Tien jaar later krijgt de pop-art zijn internationale bekroning tijdens de Biënnale van Venetië 1964 als Robert Rauschenberg (1925) de grote prijs voor schilderkunst verwerft. In de tien tussen liggende jaren vond een explosie van

creativiteit plaats die Europa verbijsterd deed staan. Het is niet vreemd dat in het land waar massaficatie evangelie was, ook dewieg stond van de koele abstractie en de zogenaamde hardedge, waarin het persoonlijk eigene ontbreekt. Het artistieke

centrum is New York.

Amerika biedt ons na de Tweede Wereldoorlog in de beeldende kunst het tableau van zijn samenleving: in het action painting een reeks van bijna of soms volstrekt ongecontroleerde persoonlijke emoties; in de koele abstractie, de colourfield painting, hard-edge en post painterly painting het bijna of volstrekt ontbreken van persoonlijke emoties; in de pop-art de confrontatie met de massa en de afwezigheid van elke individualiteit. In de tweede helft van de jaren zestig krijgt als reactie daarop de zogenaamde West Coast-art betekenis met als bases San Francisco en Los Angeles. Aan de westkust klinkt het sociaal protest op, dat in de pop en andere stromingen afwezig is. Het klimaat verschilt met de New-Yorkse denkwereld. Ed Kienholz (1927) bouwt in zijn Beanery een bekend artiestencafé zorgvuldig na. Met zijn uitdagend beschilderd interieur, zijn stamgasten, zijn flessen is het meer satirisch dan ironisch. Het fluïdum van de atmosfeer is uitstekend getroffen. Het toont de wereld van de ’vaste jongens’ en dat is heel iets anders dan de wereld van General Motors die in de pop gestalte krijgt. Wat in de kunst van de West Coast opvalt is de verbeelding van het geheim van het leven; eigenlijk verwonderlijk dit te signaleren, want de poging om dit geheim te

ontsluieren is altijd een kenmerk van de beeldende kunst geweest.

Kienholz heeft vele kleine objecten gemaakt, waarvan het mysterie niet makkelijk te ontraadselen is. Beeldende kunst is vaak geboren uit de gedachte de mens te leiden naar de geheimen van het leven. Schatgraven, zo men wil. Dat ontbrak aan de

kunst van de East Coast, daar waren de schatten al lang opgegraven: de olie was er aangeboord en de hotdogs waren er geprefabriceerd. Chronologisch is het volstrekt onjuist de West Coast eerder aan de orde te stellen dan na een definitieve afsluiting van de popperiode. Het algemene beeld rechtvaardigt de indeling echter wel. Al jaren was men aan de westkust geïnspireerd bezig geweest. En het zou daarbij bepaald onvriendelijk zijn te veronderstellen dat de USA alleen uit kusten bestaat. Tijdens de Biënnale van Venetië 1968 presenteerde zich de Mid-West en daarmee de reactie van de conservatieve krachten uit de beeldende kunst. De kleinburgerlijkheid viert daar hoogtij. Diezelfde wereld van de kleine burger heeft echter in de pop-art op zodanige wijze gestalte gekregen, dat ook in de kunst het verschil tussen een boerenkip en een diepvrieskip niet meer te signaleren is. Je moet het proeven.

door Jan H. M. Donia.

< >