Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

twintigste eeuw – eerste helft – schilderkunst – Engeland- Amerika

betekenis & definitie

DE KUNST VAN DE TWINTIGSTE EEUW:

DE SCHILDERKUNST SINDS 1906: ENGELAND EN AMERIKA

De schilderkunst in Engeland is nog altijd sterk aan de traditie gebonden. Turner, Constable, Whistler vooral oefenden nog lang invloed uit en bevruchtten een gematigd impressionisme. De voornaamste vertegenwoordiger daarvan, Ph. Wilson Steer (1860-1942), verwerkte veel Franse voorbeelden, maar zijn nobel genuanceerde en helder opgezette schilderijen hebben tevens het Engelse gevoel voor ritme en lijn, vooral de strandtaferelen van voor 1914. Tegen de invloed van Whistler, zijn leermeester, kwam in verzet Walter Richard Sickert (1860-1942). Hij schilderde impressionistische taferelen uit de voorsteden van Londen. De overgang van Engeland naar de moderne kunst voltrok zich slechts aarzelend. Het noordelijke expressionisme had in Engeland geen noemenswaardige representanten. Ook het kubisme ontwikkelde zich slechts in het kielzog van Parijs. Ben Nicholson (geboren 1894) geeft harmonieuze abstracte kunst. De oude Engelse traditie verbindt hem met Fussli en Blake. Bij de traditie konden ook het symbolisme en mysticisme aansluiten; vandaar dat het surrealisme in Engeland een zekere weerklank vond, bijv. bij Middleditch, Wadsworth en vooral bij de koele Paul Nash (1889-1946). De meest talentvolle moderne Engelse schilder is Graham Sutherland (geboren 1903); hij schilderde in de laatste 15 jaar behalve fijn uitgewerkte portretten (Somerset Maugham, Churchill) ook abstracte stukken met motieven van doornen en

struikgewas.

door Prof. Dr. H. Tintelnot.

< >