Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

oud-Amerikaanse kunst – Verenigde Staten – zuidwesten - bouwkunst

betekenis & definitie

OVERIGE OUD-AMERIKAANSE KUNST: HET ZUIDWESTEN VAN DE VERENIGDE STATEN: BOUWKUNST

Het land, dat tegenwoordig het zuidwesten van de Verenigde Staten wordt genoemd, vormt een groep van hoogvlakten bestaande uit enorme zandsteenformaties, waarvoor de Spanjaarden de benaming ’mesas’ of ’tafels’ gebruiken, en uit diepe sleuven, de ’canyons’. De vroegste cultuur, waarvoor bewijzen bestaan, is die van een nomadenvolk, welks gezinnen op den duur bijeen gingen leven in kampen van ronde of ovale lemen hutten, die tot 90 cm diep in de grond lagen. Dit waren de ’mandevlechters’. Ze maakten een begin met primitieve landbouw. Hun wapen was het speerwerphout; pijl en boog gebruikten ze pas in de laatste fase van hun bestaan, ongeveer in de eerste eeuwen na Chr. Ze konden manden vlechten - vandaar hun naam - en ze maakten kleine eenvoudige aardewerkstukken, waarmee ze hun manden nabootsten.

Er zijn blijken, dat aan het begin van de negende eeuw een nieuw ras binnendrong, dat een hoger ontwikkelde landbouw en een betere manier van bouwen meebracht. De huizen van dit ras waren gebouwd uit ’adobe’ (in de zon gedroogde kleitegels) en

uit hout. Deze mensen hadden de kalkoen als huisdier; ze plantten katoen en ze vervaardigden een beter soort keramiek. Hun levenswijze in gemeenschapswoningen werd overgenomen door naburige stammen; de naam ’Pueblo-indianen’, naar het Spaanse woord ’pueblo’ voor dorp, is aan die manier van wonen ontleend. Vervolgd door roofzuchtige buren moesten ze zich later verstrooien; en een groot deel van het door hen bebouwde land lieten ze in de steek. Velen zochten bescherming in de natuurlijke rotsholen of op de mesa’s; ze bouwden daar gemeenschapshuizen uit steen en ’adobe’. Anderen sloten zich aaneen en aan de oevers van grote rivieren bouwden ze gemeenschapswoningen, die waren

voorzien van verdedigingsinstallaties.

In de tiende eeuw ontwikkelde zich een hogere vorm van bouwkunst en de cultuur van verschillende streken bereikte een nieuw niveau. Behalve in smaakvol uitgevoerde gemeenschapshuizen woonden deze tiende-eeuwers jp natuurlijke rotsgrotten; hun dagelijkse gebruiksvoorwerpen geven blijk van gerijpte artisticiteit. De vormen van de keramiek werden fijner, de ornamenten meer gevarieerd, de weefsels dun en kunstig met gecompliceerde versieringen. Gedurende de dertiende eeuw vond een nieuwe volksverhuizing plaats. Tussen 1276 en 1299 werd dit gebied bezocht door een zware droogte, en meer dan twintig jaren achtereen was de oogstopbrengst ontoereikend. Jaar op jaar waren meer rotsbewoners (cliff-dwellers) gedwongen hun bergvestingen te verlaten en naar hun verwanten te trekken in de dalen van de grote rivieren. Tenslotte lagen de rotswoningen volkomen verlaten; door de blanken werden ze pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontdekt.

De chronologie van de ruïnes uit het zuidwesten danken wij aan E. A. Douglass, een astronoom van de universiteit van Arizona, die de inwerking van de zonnevlekken op de boomgroei heeft bestudeerd. Hij nam waar, dat de dikte van de jaarringen van

bomen in deze streek verschilde in droge en in natte jaren en dat zich daardoor een patroon vormde, dat zich nooit meer in gelijke opeenvolging herhaalde. Een opeenvolging van natte en droge jaren kon worden vastgesteld, toen begonnen werd met het bestuderen van houten balken die gebruikt waren voor missiegebouwen, waarvan de bouwdatum bekend was. Een kalender van de ’dendrochronologie’, die tot op de eerste eeuw voor Christus teruggaat, kon worden samengesteld na het onderzoeken van kool van praehistorische stookplaatsen, balken van ruïnes en

andere houtrestanten van afvalhopen.

Het bekendste en fraaiste voorbeeld van de rotsbewonercultuur bevindt zich in Mesa Ver de in Colorado; hele dorpen zijn daar gebouwd in grote open holen, 2614 m boven de zeespiegel. Eén hol is 130 m lang en 24 m diep. Het omvat honderdzeventien ruimten, waarvan er vierennegentig stookplaatsen hebben. De

gebouwen bestaan uit verscheidene verdiepingen en hebben houten vloeren. Rotsspleten en donkere binnenruimten werden gebruikt als voedselopslagplaatsen. Op enkele binnenwanden bevinden zich sporen van beschildering in rood en bruin op een gladde witte ondergrond van gips; de patronen vertonen grote overeenkomst met die van de keramiek uit dezelfde periode.

Even romantisch en strategisch gunstig is de ligging van de ruïnen van de Canyon de Chelly in Arizona.

Van de bouwtrant van gemeenschapswoningen, zoals die zich ontwikkelde in de rivierdalen, is het beste voorbeeld Pueblo Bonito in New Mexico. Het bouwwerk heeft hier de vorm van een grote D; enkele andere nederzettingen zijn vierhoekig of

hebben de vorm van een E. Pueblo Bonito is 203 m lang en heeft een grootste breedte van 96 m. De buitenmuur is op enkele plaatsen nog altijd 12 m hoog; een bewijs dat het gebouw de functie moet hebben gehad van een burcht. Het omvatte meer dan zeshonderd kamers en het kan ongeveer 1200 mensen hebben gehuisvest. Er was slechts één ingangspoort, die gemakkelijk verdedigd kon worden. In de muren bevinden zich middelgrote gehouwen en kleine vlakke stenen, die met leem zijn gevoegd en die een gladde buitenwand opleveren.

Behalve de rechthoekige ruimten, waar de bewoners sliepen of hun levensmiddelen bewaarden, was er ook een aantal ronde onderaardse kamers, ’kiva’s’ geheten, ze vormden een bestanddeel van elk pueblogebouw. De kiva’s hebben een doorsnede van 3 tot 9 m. De ingang bestond gewoonlijk uit een luik in het dak. In de kiva’s kwamen de oudsten van de stam bijeen om overleg te plegen over de religieuze en de politieke problemen van de groep en over bestuurskwesties. De bestuursvorm was tamelijk democratisch, de levensbeschouwing ongecompliceerd en de taal zeer poëtisch. Terwijl in het naburige Mexicaanse gebied nog altijd mensenoffers werden gebracht werd door de Indianen van het zuidwesten onnodig bloedvergieten vermeden; zelfs dieren werden niet zonder noodzaak gedood.

De Pueblo-architectuur is de enige stijl van het praecolumbiaanse Amerika die bewaard is gebleven; tot de huidige dag bieden de gebouwen onderdak aan de Indianen uit die streek. De zeden, de keramiek en de weefstoffenvervaardiging van de Pueblo-Indianen vertonen nog altijd een verbazingwekkende levenskracht, al

waren ze eeuwenlang blootgesteld aan de Spaanse invloeden en de Amerikaanse, die er op volgden.

door Prof. Dr. Pal Kelemen.

< >