OVERIGE OUD-AMERIKAANSE KUNST: HET ZUIDWESTEN VAN DE VERENIGDE STATEN: KERAMIEK
De vroege keramiek van het zuidwesten doet nogal eens denken aan het patroon van de gevlochten mand. Later werd het oppervlak met witte verf gepleisterd en versierd met trapvormige of met schaakbordpatronen, zig-zag-vormen en andere geometrische motieven. Het is interessant, dat de bierkruikvorm, die in Europa sinds de zeventiende eeuw zo geliefd is, in het zuidwesten van de Verenigde Staten reeds in de praecolumbiaanse tijd bestond en in enkele specimina bewaard is gebleven. De vormen werden steeds meer verfijnd; er komen zelfs hele dierpatroonbanden voor, die onderbroken worden door patronen van het genre als op weefstoffen werd toegepast. Omstreeks de twaalfde en dertiende eeuw vormde een stam in het Mimbresdal van New Mexico eetschotels van gematteerd grauwwit materiaal, die op
weergaloze wijze versierd zijn met genretaferelen en diercomposities. De keramiek van het zuidwesten wordt gekenmerkt door de zeer kunstzinnige wijze waarop het patroon op concave vlakken wordt toegepast. Ook de weefkunst had in het zuidwesten een hoog peil bereikt. De weinige overblijfselen, gevonden in droge hoeken van de bijzettingsplaatsen, geven te zien, dat niet alleen katoen, maar ook mensehaar, riemen van dierenhuiden en aan snoeren bevestigde veren in stoffen werden verwerkt.
De keten van culturen die kunst voortbrachten zet zich naar het noorden voort. De Indianen van de Stille Oceaan-kust lieten specimina na van fraaie mandenvlechtkunst. Ze zijn versierd met kleurige parionen met schelpen en bonte veren, en bovendien zijn ze volkomen waterdicht. De noordwestkust van Noord-Amerika kende geen hoogontwikkelde samenlevingen, maar in allerlei kleine voorwerpen geven de jagers en vissers van de kleine nederzettingen blijk van een opmerkelijk vormgevingstalent. Dierenhuiden, hout en been waren de materialen die hun ter beschikking stonden.Kubistisch-hoekige en expressionistische-geconcentreerde patronen komen voor. De fantasie van deze mensen, die zo dicht bij de natuur leefden, werd door het dierenrijk geïnspireerd. In Brits-Columbia komt een grote variatie voor van totempalen, die de genealogie en de beschermgeesten voorstelden van de familie, op welker bezit ze stonden. Er bestaat geen onomstotelijk bewijs, dat de totempaal in zijn huidige vorm afkomstig is uit de tijd van voor de aanraking met het blanke ras, maar het is zeer wel mogelijk, dat er de een of andere overeenkomstige vorm van symboliek bestond.
Wat betreft de tegenwoordige in Noord-Amerika wonende Indianen - de cultuur van de Eskimo’s kon tot in praehistorische tijden toe worden gevolgd. In Alaska zijn fraaie voorwerpen opgegraven uit walrustanden, beenderen en zelfs uit hout. In vergelijking met de Eskimo’s zijn de Sioux en de met hen verwante stammen van de grote westelijke vlakten der Verenigde Staten, als de Navajo’s, de Apachen en Komanches van het zuidwesten, niet meer dan laatkomers. Hun opkomst begint met het paard, dat door de veroveraars uit Europa was meegebracht. De paarden, die weg liepen van de Spaanse soldaten of werden gestolen door de Indianen, vermenigvuldigden zich snel op de met gras begroeide vlakten. De Sioux, halfnomadische buffeljagers, werden stoutmoedige ruiters. De Navajo’s, die hoofdzakelijk in Arizona en New Mexico leefden, berekenen nog steeds hun bezit naar het aantal paarden. De Navajo’s, evenals de Sioux halfnomaden, maar schapenfokkers, vervaardigden prachtig zilverwerk en wollen weefsels op brede hangende weefstoelen.
De voorvaderen van de Indiaan verschenen als eenvoudige jagers en vissers in de Nieuwe Wereld. Ze kwamen in groepen, die waarschijnlijk nooit heel groot waren, en toen ze naar nieuwe jachtvelden zochten waren ze zich stellig niet bewust, dat ze door de Beringstraat over te steken een ander continent betraden. Mogelijk dat deze zeestraat zelfs te voet kon worden overgestoken in de maanden dat ze door dik ijs was bedekt. Tegenwoordig bedraagt de breedte van de door eilanden onderbroken zeestraat slechts 90 km.
De oppervlakkige waarnemer, die maar al te vaak op haastige schetsen afgaat of op geretoucheerde en onscherpe foto’s, zal misschien overeenkomsten ontdekken tussen de praecolumbiaanse kunst en de hoogontwikkelde kunst van Azië. Bij reële vergelijking van de Oude Wereld met het praecolumbiaanse Amerika treden echter fundamentele verschillen aan de dag. Nog altijd stapelen nieuwe bewijzen zich op voor de hoge ouderdom van deze westelijke civilisatie. Het opgegraven materiaal is namelijk van een verbluffende gevarieerdheid en bovendien kan een nieuwe dateringsmethode worden toegepast, die gevonden is bij het atoomonderzoek.
Gedurende de laatste oorlog bestudeerde de Noordamerikaanse geleerde Willard F. Libby de uitwerking van radio-actieve stralen op levende organismen. Hij stelde vast, dat de radio-activiteit ophoudt met de dood van het levende wezen; mens, dier of plant; de graad van radio-activiteit neemt dan langzaam af. Door metingen van het radio-activiteitsverlies bij ieder voorwerp, dat vroeger organisch is geweest, kunnen de jaren welke verliepen sinds het ophield te leven bij benadering worden berekend. Deze uitvinding, die algemeen bekend is als de ’dateringsmethode koolstof 14’ wordt tegenwoordig door vele Amerikaanse archaeologen toegepast. Ze laat een speelruimte toe van verscheidene honderden jaren en bovendien komen in de op haar gebaseerde berekeningen grove fouten voor; onfeilbaar is ze dus allerminst. Natuurlijk kan deze methode ook niet worden toegepast op de meesterstukken der praecolumbiaanse kunst van steen, aardewerk, jade of metaal, die tegenwoordig in de musea worden bewaard, dus volkomen buiten hun natuurlijke omgeving. Niettemin leverden enkele van de onderzochte stukken dezelfde ouderdom op als
berekeningen door andere chronologische methoden; het onderzoek bevestigde dus de hoge ouderdom van deze westelijke civilisatie.
Als een handvol mensen zich in onze tijd op een vlot over de Stille Oceaan heeft laten drijven en de reis overleefde mag dat niet als een archaeologisch bewijs worden beschouwd voor een massale volksverhuizing. Niet de speculatie over haar praehistorische oorsprong maakt de kunst van het westelijke continent zo interessant, maar het aesthetische genot, dat ze de moderne beschouwer bereidt. Amerika is het enige vasteland, dat een hoogstaande artistieke civilisatie bezat, waaraan een vorm van het Europese Christendom te vuur en te zwaard is opgedrongen. De veroveraars hebben getracht alle overblijfselen van de inheemse cultuur te vernietigen. Vandaar dat de praecolumbiaanse kunst altijd een torso zal blijven. Echter juist het mysterie, dat haar omhult, maakt haar zo fascinerend. De structuur van deze kunst is in allerlei opzichten, technisch en psychologisch, weergaloos. Ze vormt het bewijs, dat de mens, waar hij ook leeft, kunst voortbrengt, zodra de economische en sociale verhoudingen dusdanig zijn dat ze hem prikkelen tot het scheppen van de dingen (’die Dinge’, zoals Dürer zich in zijn dagboek uitdrukt), waarin zijn talent en zijn fantasie blijvend tot uitdrukking komen.door Prof. door Prof. Dr. Pal Kelemen.