Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Ottoonse tijd - beeldhouwkunst - kerkdeuren

betekenis & definitie

DE BEELDHOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

DE PLASTIEK VAN DE OTTOONSE RENAISSANCE: OTTOONSE KERKDEUREN

Laat-antieke traditie leeft voort in de grote figuraal versierde deuren, die in Hildesheim, Augsburg en Keulen bewaard zijn gebleven. Uit de late Oudheid kennen we minstens twee voorbeelden van zulke met reliëfs versierde kerkdeuren nl. die van de S. Ambrogio in Milaan en de Sta. Sabina in Rome. Aan dergelijke voorbeelden moet bisschop Bernward van Hildesheim hebben gedacht toen hij in 1015 aan de St. Michael in Hildesheim een bijna 5 meter hoge bronzen deur liet aanbrengen met voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament. Deze deuren, die niet uit afzonderlijke platen zijn gemonteerd maar als geheel zijn gegoten, zijn alleen al technisch een voor die tijd uitzonderlijke prestatie. De geleding van de deuren (beide vleu¬gels zijn in acht velden van liggende rechthoeken verdeeld, door smalle lijsten van elkaar gescheiden) wijkt af van de bekende antieke voorbeelden met hun duidelijk omlijstend geraamte. De deur van Hildesheim heeft meer weg van een in brons gegoten miniaturenserie. Rechtstreeks verband kon worden aangetoond tussen deze beeldencyclus en Karolingische (vooral in Tours vervaardigde) miniaturen. Ook de ‘reliëfstijl’ van de Hildesheimse deuren wortelt in de schilderkunst van Tours; de rijk genuanceerde kleurige werkstukken uit Tours zijn nog nauw verbonden met de illusionistische vormgevingsmiddelen der laat-antieke schilderkunst. De transpositie in een materiaal, dat aan de schilderkunst vreemd is, in een techniek die aan andere wetten is onderworpen, deed de ruimte wegvallen uit het toneel, waarop de figuren zich bewogen; zo ontstonden de hakkende gespannen vormen, die op de deuren van Hildesheim zo nieuw en pakkend aandoen.

Deze deuren geven te zien hoe de Ottoonse vormenstijl zich ontwikkelt als hij zich moet aanpassen aan ruimtelijk-illusionistische voorbeelden. De figurale motieven worden geïsoleerd en op expressief overdrijvende manier weergegeven. Anders dan in de Karolingische werkstukken is er een sterke reductie tot de middeleeuwse vorm, is de gespannen vlakmatigheid veel verder doorgevoerd. Uit dezelfde werkplaats is afkomstig de iets later vervaardigde Christuszuil van de Hildes- heimse Dom; naar het voorbeeld van Romeinse en Byzantijnse triomfzuilen beeldt hij op een doorlopende spiraalband het leven uit van Christus. Een motief van de Romeinse keizerskunst leeft hier gechristianiseerd voort. Vermoedelijk is het via het oosten naar Hildesheim gekomen.

Van volkomen andere structuur dan de Bernwardsdeur is een bronzen deur, die in zuid-Duitsland bewaard is gebleven, aan de Dom van Augsburg. Chronologisch is haar ontstaan niet nauwkeurig te fixeren. Een datering in de eerste helft van de elfde eeuw kan alleen worden bewezen uit de ’stijl’ van de werkstukken. De deuren van Augsburg zijn niet uit één stuk gegoten; aparte, tamelijk kleine platen werden gemonteerd op een houten kern en met fijn geprofileerde omlijstingen bevestigd; op de snijpunten zijn dierkoppen of maskers aangebracht. Het type is ontleend aan het Oosten, in de twaalfde eeuw komt het terug op deuren in byzantiniserende stijl in Italië. De versiering van de Augsburgse deur is samengesteld uit afzonderlijke figuren, in vlak en zeer gelijkmatig reliëf, met zuivere en sierlijke contouren. Naar ruimtewerking is niet gestreefd. Ook hier moet een midden- Byzantijns voorbeeld hebben bestaan, dat een zekere Griekse vormenharmonie had bewaard, al gaf het zelf silhouet-achtige vlakke gestalten te zien.

Weer een ander type kerkdeur bieden de uit hout vervaardigde vleugels van de beide deuren van de St. Maria im Kapitol in Keulen. Zoals misschien paste bij de gevorderde stijlfase van omstreeks het midden der elfde eeuw is hier een hoog reliëf gekozen voor de omlijstingen en voor de beeldvullingen. De deur¬vleugels worden ingesloten door plastische ronde lijsten en de kleine reliëfpaneeltjes (van gevarieerde afmetingen) door vlecht- bandomlijstingen; de hoeken van de omlijstingen en de snijpunten zijn bezet met grote knopen. Het thema van de voorstelling is een omvangrijke Christuscyclus; de reliëfs maken de indruk van kleine ingezette ivoorpaneeltjes. Het is mogelijk dat de concrete voorbeelden inderdaad in deze richting moeten worden gezocht (b.v. de groep met kleine figuren uit Luik). De deur is oorspronkelijk beschilderd geweest. Tegenwoordig, nu het houtoppervlak bloot ligt, maakt ze een Nederduits-primitieve indruk; zo kan het middeleeuwse werkstuk er niet hebben uitgezien.

Van de besproken Ottoonse kerkdeuren zijn die in Hildesheim stellig de meest oorspronkelijke. Men moet veronderstellen, dat Keulen en Augsburg een herhaling zijn van voorbeelden; de transpositie van een miniaturencyclus op de wand van de Bernwardsdeur in Hildesheim zou echter een zelfstandige prestatie kunnen wezen, die in haar driftige en vlammende vormen de stijl van de tijd bijzonder duidelijk uitwerkt.

door Dr. W. Sauerlander.

< >