Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

negentiende eeuw – eerste helft - architectuur - Spanje

betekenis & definitie

KUNST VAN DE NEGENTIENDE EEUW:

DE ARCHITECTUUR 1789-1848: SPANJE

In Spanje, dat in de achttiende eeuw een langdurige controverse had beleefd tussen Romeinse invloeden en de Spaanse volksBarok, werkte in de Herrarastijl nog altijd een derde navolging van de Renaissance, die vooral naar strenge ordening tendeerde. Neoklassicistisch (weer naar het voorbeeld van het Pantheon), was de koepelkerk van S. Francisco in Madrid (V. Rodriguez, ± 1773).

Van een duidelijk neohellenisme kan pas worden gesproken omstreeks het einde van de eeuw. Voorbeelden: de Beurs en het Douanegebouw van Barcelona en vele profane utiliteitsgebouwen van Lissabon. Na de grote aardbeving van 1755 beleefde Lissabon een grote wederopbouw. Overal werkten nog de Italiaanse invloed en de herinnering aan Palladio. Het hof van Madrid onderhield nauwe betrekkingen met dat van Napels. Daarom is het geen wonder, dat ook hier besloten werd, de oude kunstschatten van het koninklijk huis op te stellen in een paleis. De architect van dit gebouw was Juan de Villanueva (1739-1811), die na 1785 het beroemde Prado-museum voltooide. Minder droog dan bij de Dorische zuilenhal van het Madrileense raadhuis bediende Villanueva zich hier van de Ionische stijl; een nauwomsloten voorhal plaatste hij tussen de vleugels van het museumgebouw. In de tijd omstreeks 1800 werden allerwege antieke elementen in een bepaalde spanningsverhouding tot moderne bouwmassa’s geplaatst. De Spaanse burgeroorlog was fnuikend voor de kunsten. Over het geheel gezien waren de Latijnse zusternaties, Italië en Spanje, minder vruchtbaar dan Frankrijk wat betreft de nieuwe architecturale kunst. In het noorden van Europa werden de problemen, die het Klassicisme in de architectuur opriep, veel intenser beleefd.

door Dr. H. Tintelnot.

< >