INDONESIË EN ZUID-OOST-AZIE: VLECHTEN, WEVEN, POTTENBAKKEN EN TATOEËREN
In Indonesië heeft zich juist in de streken, die voortlevende megalitische religie en megalieten-cultuur bezitten, de baststof bekleding het taaist gehandhaafd. Dit wijst er op dat de baststof iets te maken heeft met de megalieten-cultuur. Eveneens lijkt het hoogstwaarschijnlijk, dat deze stof bewaard is gebleven in de gebieden waar archaïsche culturen voortleven, die op velerlei manier verwikkeld zijn met de megalieten-cultuur; het fabriceren van stoffen uit de bast van bepaalde bomen is immers allerminst primitief. Alleen de bast van bepaalde soorten bomen wordt gebruikt, die half of helemaal onder de hoede van de mensen staan en die dus cultuurgewassen zijn. In Indonesië bestaat een ontwikkelde weefkunst en de baststof heeft daarin nog altijd een belangrijk aandeel, bijvoorbeeld op Celebes. In Midden-Celebes was het weven onbekend.
Negen boomsoorten worden gebruikt; één daarvan, een ficus(vijgeboom) soort komt alleen gecultiveerd voor. De mannen vellen de bomen en roepen daarbij de voorvaderen aan als de meesters van het land. Ook het kloppen van de bast is mannenwerk. De naam van de houten of stenen klopper is dezelfde als die op Samoa wordt gebruikt. Het verven en dessineren is vrouwenwerk, maar ook nemen er aan deel de mannelijke transvestieten (personen met ziekelijke neiging voor het dragen van de kleren van het andere geslacht). De patronen worden met roet getekend of met gesneden stempels gedrukt. De Dajaks aan de bovenloop van de Mendawei op Borneo bedienen zich voor het bedrukken van gekorven blokken. Op Sangir worden de versieringen opgenaaid. Ook op Nias vindt de versiering plaats door kloppen op gesneden ornamenten. Op Halmaheira wordt de bastkleding beschilderd en dan dient ze als offer aan de voorouders. Waar de bastkleding uit het dagelijks gebruik is verdrongen handhaaft ze zich nog in de cultus; vooral als lijkdoeken zijn bastdoeken voorgeschreven. Het gebeurt ook, dat bij rouw kleren uit bast worden gedragen. De meest belangwekkende toepassing van de baststof in Indonesië is echter die voor de papierbereiding op Java en Madoera. Dit gebruik heeft zich tot onze tijd toe gehandhaafd. Papier wordt ook voor schilderingen gebruikt.
In de culturele structuur van het eiland Timor, die voor het overige typisch megalitisch is, komt een hoogontwikkelde autochtone weefkunst voor en de vraag rijst, in hoeverre deze weefkunst reeds tot de megalieten-cultuur behoorde. De ornamentatie is nagenoeg megalitisch, maar daaruit mogen geen gevolgtrekkingen worden gemaakt voor de toeschrijving. De Timorezen passen bij het verven de traditionele techniek toe van het ikatten (de scheringdraden worden vooraf plaatselijk gekleurd). Alle Indonesiërs zijn kunstenaars in het vlechten. De dozen, die door hen
worden gevormd uit gekleurde vlechtbanden, worden bij voorkeur in grootte dusdanig afgemeten, dat een kleinere precies in een grotere past; in één enkele grote doos kunnen zich dan wel twintig kleine bevinden. Ook bekers en urnen worden uit vlechtwerk vervaardigd. Het aardewerk wordt uit de vrije hand gevormd.
Een heel merkwaardige pottebakkerstechniek werd op Ceram waargenomen. Ook daar wordt zonder draaischijf gewerkt, maar het werkstuk, dat als uitgangsvorm dient, is niet een kleiklomp of een tot spiraal gedraaide worst, maar een zeshoekige kleikolom; de meest uiteenlopende stukken worden daaruit gevormd. Een dergelijke pottebakkerstechniek schijnt nergens anders ter wereld voor te komen.
Op Timor worden bij de vrouwen de armen en handruggen getatoeëerd, bij de Dajaks op Borneo wordt de voorkant van de bovendij zeer fraai getatoeëerd met merkwaardige geometrische ornamenten. Ook de voorouderschedels worden bij de Dajaks versierd. Ze worden geheel overdekt met ingegraveerde ornamenten. Op andere eilanden van de Molukken worden voor de schedels bakken (korwars) gesneden, bijv. op westelijk Nieuw-Guinea, maar op de Molukken komen ook korwars voor zonder schedel. De bamboe-kokers, die in heel Indonesië voor velerlei doeleinden worden gebruikt, worden door inkrassen fraai versierd, soms naturalistisch, soms streng geometrisch.
door Prof. Dr. D. J. Wolfel.