Aalbes (Ribes nigrum): de zwarte aalbes.
De bladeren en de vrucht. Rijkelijk aalbessen eten. De bladeren: 4% infuus, 20 minuten laten trekken. Drie kopjes daags.
Biet (Beta vulgaris): de rode biet; ook rode beetwortel, kroot, karoot.
De bladeren en de wortel. Rijkelijk bieteblad eten in de vorm van soep; de wortel als salade.
Kool (Brassica oleracea): de rode en de witte kool.
De bladeren, gedurende het hele mooie seizoen. Dagelijks 200 à 250 g koolbladsap.
Noteboom (Juglans regia): de walnote- of okkernoteboom.
De bladeren. 3% infuus, 20 minuten laten trekken. Drie of vier kopjes daags.
Raap (Brassica rapa).
De bladeren en de knol. De bladeren: het blad eten in de vorm van soep, de bladnerven in de vorm van salade. De knol: dagelijks 100 à 150 g raapsap.
Tarwe (Triticum sativum); ook weit.
De zaden. Het zaad als volgt laten ontkiemen: het zaad goed wassen en gedurende 24 uur in een schaal met lauw water laten weken, vervolgens afspoelen. In een andere, minder diepe schaal leggen en doorlopend vochtig houden. Dagelijks afspoelen. Na 3 of 4 dagen krijgen de korrels een wit puntje en zijn zij geschikt voor consumptie. Twee tot drie lepels daags.
Ui (Allium cepa); ook ajuin, siepel.
De bol. Rijkelijk ui eten.