Bloedarmoede; ziekte, gekenmerkt door afnemen van het aantal rode bloedlichaampjes en van de hoeveelheid hemoglobine (= rode bloedkleurstof).
Aardbei (Fragaria vesca): de wilde aardbei.
De wortel, in de herfst. 5% decoct, 7 minuten laten koken. Twee of drie kopjes daags. Ook verse aardbeien eten.
Artisjok (Cynara scolymus).
De eetbare vlezige bloemschubben, geplukt in september. De artisjok licht koken en aanmaken met olie en zout.
Brandnetel (Urtica dioica): de grote brandnetel.
De bladeren, van maart tot september. 5% decoct, 12 minuten laten koken. Twee of drie kopjes daags. Brandneteltoppen kan men ook gekookt eten, in soepen op rijstbasis.
Haver (Avena sativa): de gekweekte haver.
De in juli geoogste korrels, in de vorm van meel. Havermeel in melk, met wat boter, tot een zeer voedzame brij koken.
Oranjeappel (Citrus vulgaris).
De schil van de vruchten en de bladeren. 3% infuus, 20 minuten laten trekken. Twee of drie kopjes daags.
Paardebloem (Taraxacum officinale). Ook hondsbloem, papebloem, papekruid, leeuwetand.
De bladeren, molsla geheten, in het voorjaar. Eten, als salade of gekookt.
Peen (Daucus carota): de gele peen.
De wortel. 50 tot 150 gram vers wortelsap, met een snuifje zout.
Sla (Lactuca sativa): de kropsla; ook latuw.
De bladeren, ’s zomers en in het voorjaar. Eten, als salade of gekookt.
Venkel (Foeniculum officinale): de wilde venkel.
De zaden, in de herfst. De zaden acht dagen laten weken in een liter witte wijn. Twee lepels voor en na de maaltijd.
Zuring (Rumex crispus): de wilde zuring.
De wortel, in poedervorm. 2 tot 4 gram zuringpoeder droog innemen buiten de uren van de maaltijden. Ook: 50 g wortel 6 dagen laten macereren in 1 liter witte wijn. Hiervan dertig tot zestig g daags.
