XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Sir Edward Elgar

betekenis & definitie

Sir Edward Elgar (Broadheath 1857-Worcester1934) was een Romantische componist die door zijn symfonische werken als de eerste belangrijke Engelse componist sinds Purcell wordt beschouwd. Hij groeide op in een provinciaal milieu en speelde als muziekleraar en koordirigent al jong een rol in het muziekleven van zijn geboortestreek. Ook componeerde hij, al was hij daar niet voor opgeleid. Hij schreef muziek voor plaatselijke koorfestivals, maar ook salonstukjes zoals Salut d'amour (1888) voor viool en piano.

In 1887 verhuisde hij naar Londen. Omdat zijn pogingen om daar carrière te maken geen succes hadden, vertrok hij twee jaar later naar Malvern in de provincie, waar zijn ster gestaag rees. Hij maakte naam met instrumentale en vocale werken waaronder het oratorium The Dream of Gerontius (1900). Zijn meesterwerk, de Enigma Variations voor orkest (1899), bracht hem ten slotte ook erkenning in de hoofdstad. Het hoogtepunt van zijn loopbaan kwam vlak vóór de Eerste Wereldoorlog met de Eerste symfonie (1908), het Vioolconcert (1910) en de Tweede symfonie (1911) waarmee hij zijn reputatie in binnen- en buitenland vestigde. Het zijn rijke, grootschalige, en vaak emotionele composities, geschreven in een voor die tijd nogal behoudende stijl. Elgar was geen vernieuwer en hij liet zich vooral beïnvloeden door Brahms, Dvórak en Wagner. Desondanks heeft zijn muziek toch een eigen, Engels karakter waarin de broeierige en sensuele kant van de romantiek zoals we die van Wagner en Strauss kennen, ontbreekt. Ook verdiepte hij zich niet, zoals Brahms en Dvórak dat deden, in het erfgoed van de volksliederen. 'Ik schrijf de volksliederen van dit land,' zei hij eens. Sommige van zijn stukken zijn inderdaad nationale muziek geworden: elke Engelsman kent de Pomp and Circumstance Marches voor orkest (1901-07) en iedereen kan 'Land of Hope and Glory' uit de eerste mars (1902) meezingen. Het is de fiere, optimistische muziek van het British Empire. Na de Eerste Wereldoorlog verdween bij Elgar dit optimisme. Hij trok zich terug in zijn landhuis Brinkwell en schreef daar enkele bijzondere kamermuziekwerken: een Vioolsonate (1918), een Strijkkwartet (1918) en een Pianokwintet (1918-19). Met de ingehouden en geconcentreerde stijl die doet denken aan de muziek van zijn jeugd hebben deze werken een aparte plaats in het oeuvre. Dit geldt ook voor het Celloconcert (1919), zijn laatste belangrijke symfonische compositie. Elgar voelde zich in die jaren door de muzikale ontwikkelingen van zijn tijd voorbijgestreefd en voltooide na 1920 geen belangrijke composities meer. Toch werd hij in 1931 geëerd met een onderscheiding: tijdens zijn laatste jaren ging hij als Sir Edward door het leven.

Oeuvre
18 werken voor koor en orkest; 32 stukken voor orkest, waaronder 3 symfonieën; 19 stukken voor koor a capella; wat toneelmuziek; 2 cycli, 1 serie en ca. 8 losse liederen met orkest, ca. 35 liederen met piano; kamermuziekwerken waaronder salonstukjes voor diverse bezetting.

< >