XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Pieter Hellendaal

betekenis & definitie

Pieter Hellendaal (Rotterdam 1721-Cambridge 1799) was een Nederlandse componist van een klein, voornamelijk instrumentaal oeuvre, geschreven in het idioom van de late Barok en verwant aan Händel.

De virtuoze en soms grillige uitbarstingen waarop hij zijn eigen instrument, de viool, onthaalde, wijzen echter naar zijn Italiaanse leermeester Tartini. Aan deze barokke stijl hield hij vast, ook toen om hem heen verschuivingen plaatsvonden en de 'klassieke' stijl zich al duidelijk manifesteerde. Een mogelijke oorzaak van zijn behoudzucht is dat hij een groot deel van zijn leven in provincieplaatsen woonde, op gepaste afstand van de belangrijke muziekcentra.

Hellendaal was afkomstig uit een eenvoudig milieu: zijn vader was achtereenvolgens banketbakker te Rotterdam en kaarsenmaker te Utrecht. In Utrecht werd de elfjarige Pieter organist van de Nicolaikerk, en in Amsterdam werd een mecenas gevonden die hem bij de beroemde Giuseppe Tartini in Padua liet studeren. Eenmaal terug in Nederland manifesteerde hij zich als vioolvirtuoos in Amsterdamse kroegen, en vertrok hij uiteindelijk met zijn vrouw in 1751 naar Londen. Het is mogelijk dat hij de Nederlandse violist-componist Willem de Fesch ontmoette, die zich daar al ca. twintig jaar eerder had gevestigd. In Londen, en vanaf 1762 in Cambridge, bouwde Hellendaal een bestaan op als violist en organist, en schreef hij het belangrijkste deel van zijn werken. De Engelsen bewonderden zijn vioolspel en vonden hem 'knap en beroemd om zijn schoonheid'. In Londen ontstonden o.a. zijn Six Grand Concertos op. 3, concerti grossi in de stijl van Corelli zoals Hellendaal die in Londen leerde kennen uit de werken van Händel. In Cambridge componeerde hij o.a. 8 Cellosonates op. 5 en 11 Vioolsonates, beide met basso continuo-begeleiding; de uitgeschreven cadensen die hij aan de vioolsonates toevoegde, zijn als gestolde improvisaties van groot belang voor ons huidige begrip van de 18e-eeuwse uitvoeringspraktijk.

Oeuvre
Instrumentale werken, waaronder 27 vioolsonates, 5 cellosonates, 3 triosonates en 6 concerti grossi; vocale werken waaronder canons, catches, cantates.

< >