XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Johann Joachim Quantz

betekenis & definitie

Johann Joachim Quantz (Oberscheden 1697-Potsdam 1773) was een Duits fluitist en componist, vooral van belang door zijn boek Versuch einer Anweisung die Flöte traversiere zu spielen (1752), dat een schat aan informatie bevat over de Duitse en Italiaanse muziekpraktijk van zijn tijd.

Uit het boek blijkt dat Quantz een geboren leraar was, en veel van zijn didactische opmerkingen zijn nog altijd geldig. Voordat de fluit zijn instrument werd, speelde hij viool, hobo en trompet, en klavecimbel. Drie jaar lang verbleef hij in Italië, studeerde contrapunt bij Gasparini in Rome, leerde in Napels Alessandro Scarlatti kennen, en had in Venetië contact met Vivaldi, Marcella en Albinoni. Ook schijnt hij als fluitist in Parijs en Londen te zijn opgetreden, en in Wenen nam hij korte tijd les bij de Boheemse componist Zelenka. Toen hij in Duitsland terugkwam, werd hij als internationale beroemdheid in dienst genomen door Frederik de Grote als lid van diens hofkapel in Dresden. In 1741 verhuisde Quantz met Frederik, inmiddels koning van Pruisen, mee naar de residentie in Potsdam (1741), vlakbij Berlijn. Daar verbleef hij tot zijn dood als fluitleraar en vriend van 'der alte Fritz' (Frederik). Hij musiceerde samen met zijn koninklijke leerling, was in 1747 aanwezig bij het bezoek van Johann Sebastian Bach, bouwde fluiten en componeerde. In de 'gemengde stijl' van zijn composities zijn de Italiaanse en Franse invloeden te traceren, vóór zijn dertigste opgedaan tijdens zijn reis door Europa.

Oeuvre
300 fluitconcerten, 7 concerten voor 2 fluiten, 204 sonates voor fluit en continuo, 59 triosonates, en een aantal werken voor wisselende bezetting.

< >