een eenigszins langgerekte, boven den horizon uitstekende lichtstrook. Het z. l. verloopt langs den → Dierenriem, ong. 45° aan weerszijden van de zon.
Het is te onderscheiden ong. anderhalf uur vóór zonsopkomst of na zonsondergang, wanneer de helling van de ecliptica op den horizon groot genoeg is. In onze streken is dit het geval wat betreft de ochtendverschijning in Febr. en Maart, wat betreft de avondverschijning in Sept. en Oct. In de tropen is het bij helder weer dagelijks goed zichtbaar.
In gunstige gevallen zet het z. l. zich in een dunnen lichtband langs de ecliptica voort, uitmondend in het → oppositielicht juist tegenover de zon. Het z. l. dankt zijn ontstaan aan kleine deeltjes, die zich in de omgeving van de zon bevinden en het zonlicht, dat hen beschijnt, naar ons terugkaatsen.
Om ook het oppositielicht te kunnen veroorzaken, moeten deze deeltjes, volgens sommige onderzoekers, in twee ringen om de zon zijn gegroepeerd, waarvan de buitenste zich buiten de aardbaan bevindt.Lit.: C. Hoffmeister, Untersuchungen über das Zodiakallicht (1932). de Kort.