(Lat. zodiacus), gordel van 12 sterrenbeelden, zich uitstrekkend ter weerszijden van de ➝ ecliptica, de schijnbare jaarlijksche baan van de zon aan den hemel. De totale breedte van den D. bedraagt 18°; zoodoende bevinden zich behalve de zon, ook steeds de maan en de planeten in den D.
Hoewel omtrent het ontstaan der beelden van den D. geen zekerheid bestaat, moeten ze zonder twijfel van Babylonischen oorsprong zijn, reeds vele eeuwen v. Chr. ingevoerd, hoofdzakelijk voor astrologische doeleinden.
Hipparchus (ca. 150 v. Chr.), de eerste, die de baan der zon nauwkeurig bestudeerde, verdeelde den D. in 12 gelijke deelen, elk met een omvang van 360/12 = 30°, correspondeerend met de beweging der zon in een tijdsverloop van één maand.
Aan deze deelen gaf hij de namen der dichtst erbij gelegen sterrenbeelden en duidde ze aan door bepaalde teekens. De 12 sterrenbeelden (Holl. en Lat. naam) van den Dierenriem zijn achtereenvolgens: Ram (Aries), Stier (Taurus), Tweelingen (Gemini), Kreeft (Cancer), Leeuw (Leo), Maagd (Virgo), Weegschaal (Libra), Schorpioen (Scorpio), Schutter (Sagittarius), Steenbok (Capricornus), Waterman (Aquarius), Visschen (Pisces).
Hieronder zijn 11 namen van levende wezens, waarvan 7 dieren; er is slechts één voorwerpsnaam bij (Weegschaal). De teekens zijn gedeeltelijk symbolische voorstellingen van de aangeduide beelden (den kop van den ram vindt men terug in het teeken voor Ram, den kop van den stier in het teeken voor Stier, enz.), terwijl er soms verband is aan te toonen met Egypt. hiëroglyphen (het teeken voor Waterman is de Egyptische letter voor water).
Andere teekens (bijv. voor Maagd, Steenbok) zijn mogelijk vervormingen van de beginletters der Grieksche namen (zie afb.).Ten gevolge der ➝ praecessie liggen de teekens van den D. thans niet meer in de gelijknamige sterrenbeelden, zooals ten tijde van Hipparchus, maar zijn ongeveer 28° verschoven; het teeken voor Ram bijv. ligt nu in het sterrenbeeld Visschen, het teeken voor Stier in het sterrenbeeld Ram, enz. De verdeeling dezer teekens in 4 groepen van 3 stemt overeen met de verdeeling van het jaar in 4 seizoenen: een nieuw seizoen vangt aan, zoodra de zon het eerste teeken van zulk een groep binnentreedt. Zoo begint de lente op 20 of 21 Maart, op het oogenblik dat de zon het teeken Ram bereikt, de zomer omstreeks 21 Juni, als de zon het teeken Kreeft bereikt, enz. In vele oude en moderne bouwwerken vindt men afbeeldingen van den D. In de astrologie, bij het trekken van de horoscoop, speelt de D. een groote rol. Voor een beschrijving van het zgn. licht van den D., ➝ Zodiakaallicht. G. Mulders.
De voorstelling van den dierenriem had reeds in de oudheid (Egypte, Assyrië, Arabië) zijn vasten vorm verkregen en vindt men bijna onveranderd in de Romeinsche, vroeg-Christelijke en middeleeuwsche kalenders weer. Hoewel de Antieken bijgeloovige voorstellingen aan den dierenriem vastknoopten, namen de Christenen deze teekens alleen als natuurkundige verschijnsels in hun werken op en brachten ze dan in verband met het dagelijksch leven, zooals bijv. in Amiens, waar de teekens van den dierenriem, in vierpassen gebeeldhouwd rond den voet van de kathedraal, vergezeld gaan van den correspondeerenden arbeid dier maanden.
De gewoonte uit den laat-Klassieken tijd om den dierenriem op vloermozaïeken aan te brengen (bijv. in het Provinc. Mus. te Trier) nam vooral de Romaansche kunst over. Zoo vindt men plaveisel met dergelijke motieven in Romaansche kerken, als S. Michele te Pavia, S. Miniato te Florence en S. Gereon te Keulen. De Gotiek verwerkte den dierenriem aan den voet van portalen of in roosvensters, o.a. te Chartres, Amiens, Parijs en Reims.
Lit.: Barbier de Montault, Sur la représentation des Zodiaques (Parijs 1857); Emile Mâle, L’art religieuse du XIIIe siècle en France).
Terlingen-Lücker.