Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wil

betekenis & definitie

(w ij s b e g.), het vermogen om te streven naar een verstandelijk gekend goed en daarom uiteraard vrij ten opzichte der geschapen dingen, die door het verstand als betrekkelijk goed worden gekend en als zoodanig aan den W. worden voorgehouden (→ Vrijheid). Elke wilsdaad veronderstelt dus een verstandelijken kenact; daarenboven is ze bij den mensch, als geestelijk-stoffelijk wezen, hier op aarde gebonden aan het zinnelijk strevingsleven, gelijk ook geen verstandelijk begrip mogelijk is zonder zinnelijke voorstelling.

Elke wilsdaad geschiedt om een verstandelijk gekend goed, dat dan als doeloorzaak daarvan het motief (beweeggrond) is: geen enkele wilsdaad geschiedt dus ongemotiveerd, hoewel dit motief bij den normalen wilsact niet determineerend werkzaam is.

Elke menschelijke wilsact gaat vergezeld van kenacten, gevoelens, en allerlei lichamelijke bewegingen. Zoo kwam men er toe, in het complex dezer nevenverschijnselen het wezenlijke van het willen zelf te zien. Met name was er in de → associatie- en apperceptie-psychologie (Hume, Herbart), die heel het zieleleven terugbracht tot een kenleven, voor het willen als elementaire psychische functie geen plaats. De Würzburger (Ach) en Leuvensche school (Michotte) hebben echter op experimenteele gronden zijn specifiek karakter verdedigd.

Het metaphysisch → voluntarisme (Schopenhauer) aanvaardt het bestaan van een onbewust, blind-strevenden oerwil als universeel wereldbeginsel (→ Pantheïsme).

Lit.: Lindworsky, Der Wille (31923); id., Willensschule (41932).

Wil en verstand. Tegenover het psychologisch en kentheoretisch → voluntarisme geldt de leer van het primaat van het verstand („onbekend maakt onbemind”; „nil volitum nisi praecognitum”): de → wil volgt de voorlichting van het verstand en streeft naar het verstandelijk gekende goed. → Intellectualisme.

v. d. Berg.

< >