Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wereldoorlog

betekenis & definitie

Aldus heet gewoonlijk de groote oorlog, begonnen met de oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servië 28 Juli 1914 en geëindigd met den wapenstilstand van 11 Nov. 1918.

A) Politiek.
1° Het begin. Het probleem van de schuld en de verantwoordelijkheid der mogendheden wordt fel omstreden en het is niet te verwachten, dat men daaromtrent ooit tot eenstemmigheid zal geraken. Als algemeene oorzaken kunnen worden aangegeven: de onderlinge naijver der mogendheden op politiek, economisch en koloniaal gebied; de verwikkelingen van de ➝ Oostersche en de ➝ Marokkaansche kwesties; het stelsel van den gewapenden vrede en de hoogopgevoerde bewapeningswedstrijd; de buitenlandsche politiek van Duitschland onder keizer ➝ Willem II, van Engeland onder Eduard VII, en van Frankrijk onder de revanche-idee om het verloren Elzas-Lotharingen. Vroegere dreigingen: in de voorafgaande jaren was de toestand reeds meermalen sterk gespannen geweest, vooral na den voor Duitschland onbevredigenden afloop van de Conferentie van Algeciras (1906) en de zending van den Duitschen kruiser de Panther naar Agadir (1911), over welke beide punten zie ➝ Marokko (sub C). Aanleiding tot het uitbreken van den oorlog gaf de moord, 28 Juni 1914, door den Serviër Gabriel ➝ Princip op den Oostenrijkschen kroonprins Frans Ferdinand gepleegd. Uitbreiding: bijna alle staten en volken der wereld werden in den strijd verwikkeld. Na Oostenrijks oorlogsverklaring aan Servië volgden o.m. de Duitsche aan Rusland, Frankrijk en België (het neutraliteitsverdrag van België van 1839 een „Fetzen Papier” verklaard) en de Britsche aan Duitschland, zoodat 4 Aug. in Europa de zgn. Centralen (Duitschland en Oostenrijk, waarbij zich later Bulgarije en Turkije aansloten) 3 500 000 man mobiliseerden tegen 5 800 000 man van de zgn. Geallieerde en Geassocieerde mogendheden (Frankrijk, Engeland, België, Rusland, Servië en Montenegro, waarbij later Japan, Italië, Roemenië, Griekenland e.a. en ten slotte de Ver. Staten kwamen).
2° Verloop. De oorlog werd met inspanning van alle krachten en aanwending van alle hulpmiddelen gevoerd; voor de eerste maal werd gebruik gemaakt van de nieuw uitgevonden verdelgingsmiddelen: luchtwapen, gifgassen en duikbooten. Ook een economische blokkade, zooals nu tegen de Centralen werd toegepast, was vroeger nooit zoo volledig uitgevoerd kunnen worden. Deze krijg, met de uiterste verbittering gestreden, bracht ellende over de geheele wereld, waarvan de gevolgen tot heden voortduren. Van den anderen kant hebben de neutralen (de Paus, Nederland, Spanje, Zwitserland, de Skandinaafsche landen) allerlei, ook tot dan toe niet aangewende, middelen gebruikt om het oorlogsleed te verzachten: bemiddeling van correspondentie tusschen krijgsgevangenen en hun tehuis, uitwisseling of interneering in een neutraal land van gevangenen en zieken, gratie voor ter dood veroordeelden, stuiting van deportaties, opname van vluchtelingen, voedselvoorziening aan de hongerlijdenden, enz. De leuzen, waardoor ten slotte de oorlogvoerende volken tot volharding moesten worden bezield, waren van den kant der Geallieerden: Zelfbestemmingsrecht der volken, van dien der Centralen: Duitschlands recht op een plaats onder de zon.

Bemiddelings- en vredespogingen door de internationale sociaal-democratie en andere private personen of groepen, door Wilson en keizer Karel van Oostenrijk mislukten; het eenige voorstel, dat kans schijnt gehad te hebben, is dat van paus Benedictus in Augustus 1917, doch het werd door den Duitschen rijkskanselier ➝ Michaëlis verijdeld (zie: Witlox, in: Hist. Tijdschr., 1922). Dit was een aannemelijk voorstel tot compromis geweest; thans moest de strijd tot de verplettering van een der partijen worden doorgevoerd.

3° Beëindiging. Onder de overmacht, vooral sinds het deelnemen der Amerikanen voelbaar, en de economische blokkade, stortte ten slotte de macht der Centralen ineen. Op 11 Nov. 1918 waren zij gedwongen op zeer harde voorwaarden een wapenstilstand te aanvaarden, die in 1919 in een vrede overging met even meedoogenlooze condities en willekeurige bepalingen, door de verdragen van Versailles (met Duitschl.), St. Germain (met Oostenr.), Neuilly (met Bulgar.), in 1920: Sèvres (met Turkije), en Trianon (met Hongarije). Voor de bepalingen zie op de genoemde woorden.

Aan het hoofd van alle verdragen kwam de oprichting van den Volkenbond (Le Pacte, The Covenant) te staan, die ondanks de ideëele bedoelingen van zijn voornaamsten promotor, president Wilson van de Ver. Staten, toch vooral ook moest gelden als een instrument tot behoud van den geschapen toestand en daardoor de kiem van nieuwe verwikkelingen en wellicht van zijn eigen ondergang in zich droeg.

B) Militair.
1° Algemeen verloop. De Duitschers namen het initiatief en hun krijgsplan gaf den toon aan. Daar in het Westen de militair en politiek voornaamste tegenstanders lagen, Rusland slechts langzaam mobiliseerde, en de Centralen zelf een minderheid vormden, viel Duitschland in het Westen aan, verwachtende in ca. 6 weken Frankrijk te verslaan; Engeland beteekende te land militair vooralsnog weinig. In het Oosten zouden de Oostenrijkers intusschen Servië vernietigen en Rusland zooveel afbreuk doen, dat het Duitschland niet in den rug kon aanvallen. Daarna zouden Duitschland en Oostenrijk gezamenlijk vóór den winter Rusland overwinnen. Daar snelheid dus de hoofdfactor was, schond Duitschland liever België's neutraliteit, dan dat het in een langdurigen strijd de gevreesde Fransche vestinglinie Belfort-Verdun moest vermeesteren en dan nog frontaal tegen het Fransche leger strijden.

Echter, het opstellen der Duitsche legers van Bazel tot Venlo, de manoeuvre om Ned.-Limburg heen, en de te gering geschatte tegenstand der Belgen gaven zooveel tijdverlies, dat Frankrijk mobilisatie en concentratie kon voltooien en zoo het Duitsche krijgsplan doen mislukken (eerste ➝ Marneslag). Daarop bepaalde zich Duitschland in het W. tot het defensief en wendde zijn volle kracht geleidelijk naar het Oosten om in het onmetelijke Rusland een spoedige, doch moeilijk grijpbare beslissing te zoeken. Toch waren in het W. de voornaamste tegenstanders: daar lag ook de weg naar de open zee en kon de blokkade verbroken worden, terwijl Engelands oorlogspotentieel nog slechts weinig tot uitdrukking kwam (aldaar nog geen dienstplicht). Vnl. op Hindenburg’s aandrang volgde nu de legerleiding a.h.w. den omgekeerden gedachtengang van het begin, nl. eerst Rusland verslaan en dan het W. aangrijpen. Toch durfde ➝ Falkenhayn (chef van den generalen staf) niet geheel overstag gaan en zoo bleef de Duitsche legerleiding op twee gedachten hinken. Nadat de Centralen diep in Rusland waren binnengedrongen (zie ➝ Oostfront) en een linie van de Golf van Riga tot Roemenië (ca. 1300 km) bezet hadden, kwam ook aldaar de bewegingsoorlog vooreerst tot staan. Op min of meer gelijke wijze verliepen de krijgsverrichtingen op het front van Italië, dat 24 Mei 1915 tot de Geallieerden was toegetreden, terwijl daarentegen de aanvallen der Geallieerden op de ➝ Dardanellen (zie aldaar, sub Gesch.), teneinde met Rusland in verbinding te blijven en dit te kunnen voorzien van voedsel en oorlogsmateriaal, door den taaien tegenstand van Turksche en Duitsche troepen werd verijdeld. Daarop dwong het geallieerde Oriëntleger met Saloniki als basis Griekenland om aan den oorlog deel te nemen tegen de Centralen, doch na de verovering van Servië en Roemenië door dezen liep ook de bewegingsoorlog aan het Balkanfront vast.

In 1916 zocht de Duitsche legerleiding weer de beslissing op het Westfront, doch het gunstigste oogenblik was voorbij, nu steeds meer Britsche legers naar het continent overstaken; de groote slagen aldaar: strijd om ➝ Verdun, ➝ Somme-offensief der Fr. en Eng., brachten echter geen beslissing. Intusschen werd door den aanval der Russen onder ➝ Broessilow de toestand in het O. weer critiek voor de Centralen en daartegen keerde dus de inmiddels tot opperbevelhebber benoemde Hindenburg alle krachten. In dezen tijd, 1916/17, deed zich de blokkade geducht gevoelen. Ook konden de Centralen bijna geen aanvulling van manschappen meer krijgen, terwijl de Geallieerden dezen uit de koloniën betrokken. In Frankrijk en Eng. werkten de nieuwe oorlogsindustrieën thans pas op volle kracht met een overvloed van grondstoffen. Hoewel dus de Centralen bijna overal in „Feindesland” stonden en Servië, Roemenië, België en vele Fransche departementen als onderpand hadden, was de militaire macht der Geallieerden verre van gebroken. Integendeel, ze breidde zich voortdurend uit (in Eng. thans dienstplicht; vrije zee); de blokkade en de tijd werkten tegen de Centralen. In het Oosten was voor hen weinig reëele winst meer te halen, in het Westen stonden zij voor de geweldige barrière der loopgravenstellingen: zij zaten a.h.w. in een reusachtige vesting opgesloten; de maritieme strategie beheerschte den toestand.

Bovendien volgde na den dood van keizer ➝ Frans-Joseph op 22 Nov. 1916 de jonge ➝ Karel in Oostenrijk-Hongarije op, wiens persoon niet een dergelijke bindende kracht op zijn volken uitoefende als de legendarische figuur van den ouden keizer. Ook neigde Karel meer naar den vrede, terwijl de onvermijdelijke, geleidelijk ontstane afhankelijkheid van Duitschland, alsmede de arrogante houding van keizer Wilhelm en vsch. Duitsche hooge regeerders en officieren, hem hinderden.

In deze omstandigheden beproefde Duitschland op andere wijze een resultaat te forceeren: op 1 Febr. 1917 zette het zijn nog steeds niet ten volle in den strijd geworpen zeestrijdkrachten in met den onbeperkten ➝ duikboot-oorlog. Dit was nog niet geschied uit vrees voor de Vereenigde Staten van Amerika en de neutrale staten, doch men meende, dat de gevolgen van een oorlogsverklaring van Amerika zich pas in 1918 zouden doen gevoelen en de marineleiding verzekerde, dat Engeland binnen een half jaar den oorlog zou moeten opgeven. Inderdaad verklaarden 6 April van hetzelfde jaar de Ver. Staten den oorlog, doch hun legers moesten nog geformeerd worden en traden dan ook pas in 1918 in het strijdperk. Logisch verwachtten de Geallieerden thans het uiteindelijke, beslissende optreden der Centralen tegen het West-front, daar Rusland zeer verzwakt was (daar waren reeds teekenen van de naderende revolutie) en de ontzaglijke terreinwinst van de Centralen aldaar dezen desnoods gelegenheid tot uitwijken bood. Maar de Duitschers bleven in het W. dit jaar passief.

Toen de Franschen zelf een groot offensief voorbereidden met het einddoel de Duitschers te omvatten en over de Belg. grens terug te werpen, voltrok Hindenburg den onverwachten, methodischen terugtocht (de zgn. Alberich-beweging) op de Siegfriedstelling, zeker een teeken van zwakte (voor beide zie ➝ Siegfried-stelling). Wel schonk de in Maart 1917 in Rusland uitgebroken revolutie de gelegenheid aan de Centralen om de Russen nog verder terug te dringen en hen op 3 Maart 1918 tot den vrede van Brest-Litowsk te dwingen, maar de Slavische elementen der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie vielen af. De beslissing lag in het W., dat werd hoe langer hoe meer duidelijk.

De Geallieerden besloten geen grooten aanval te ondernemen voor een groot Amerik. leger aan den strijd kon deelnemen. Daarentegen beval de Duitsche legerleiding als laatste poging de drie zgn. ➝ Voorjaarsoffensieven. Toen deze, en ook de tweede ➝ Marneslag mislukt waren, ging Foch, sinds 14 April opperbevelhebber van alle Geallieerde legers, en thans versterkt met het Amer. leger, tot den tegenaanval over. De eerste aanval werd gedaan in de as Amiens-St. Quentin op 8 Aug. Deze gelukte niet alleen, maar bracht ook de totale uitputting der Duitsche legers aan het licht.

Voor het eerst versaagden en vluchtten vele regimenten. Duitschland begreep, dat de oorlog verloren was en wilde de operatiën nog zoo leiden, dat een niet al te ongunstige vrede kon verkregen worden. Maar snel volgden de slagen elkaar op en de bondgenooten vielen af: Oostenrijk, dat geheel uiteenviel door desertie der Slaven, deed 24 Sept. een vredesaanbod; 30 Sept. sloot Bulgarije een wapenstilstand, 30 Oct. Turkije. Italië maakte van Oostenrijks ineenstorting gebruik door den naar huis terugkeerenden troepen nog een gevoeligen slag toe te brengen, welk wapenfeit het de overwinning van Vittorio Veneto noemt (24-27 Oct.). Op 3 Nov. volgde toen ook op het Italiaansche front wapenstilstand.

Foch zette intusschen zijn offensief in het Westen met kracht door en drong de Siegfried-stelling binnen, terwijl een Belg.-Fransche legergroep onder koning Albert Vlaanderen bevrijdde. Duitschland besloot te capituleeren, de vloot te Kiel kwam in opstand (3 Nov.), de keizer en de kroonprins vluchtten naar Nederland en 7 Nov. vertrok een Duitsche delegatie naar Compiègne om Foch’s wapenstilstandsvoorwaarden te vernemen. Op 11 Nov. werd de wapenstilstand gesloten en viel het laatste schot van den Wereldoorlog, waaraan de Geallieerden met ruim 40 millioen man (ca. 5½ mill. gesneuvelden) en de Centralen met ruim 24 mill. (ca. 3,9 mill. gesneuvelden) hadden deelgenomen. De voornaamste aanvoerders waren: aan de zijde der Centralen: Moltke, Falkenhayn, Hindenburg, Ludendorff, von Tirpitz, Conrad von Hötzendorf, Potiorek; aan de zijde der Geallieerden: Joffre, Foch, French, Douglas Haig, Cadorna, Diaz, Broessilow, Pershing. Zie deze allen op eigen trefwoord.

2° Bijzondere krijgsbedrijven. De voornaamste bijzondere krijgsbedrijven zijn op eigen trefwoord behandeld. Zij zijn voorgevallen op het ➝ Westfront (men zie dit woord, en vervolgens ➝ Marneslagen, Chemin des Dames, ➝ Verdun, ➝ Sommeslag, ➝ Siegfried-stelling, de Voorjaarsoffensieven aan Somme, Leie en Aisne, ➝ IJzer-slag), op het ➝ Oostfront (zie aldaar, en ➝ Tannenberg, ➝ Masoeren, Broessilow-offensieven), op het Italiaansche front (zie ➝ Isonzo-slagen), het Balkan-front (zie ➝ Falkenhayn, von ➝ Mackensen) en het Kaukasisch, Palestina- en Mesopotamiëfront, waar de voornaamste resultaten waren: verovering van Mesopotamië en Palestina door Engeland, van Syrië door Frankrijk. Over de Dardanellen-expeditie, zie ➝ Dardanellen. Japan verklaarde op 23 Aug. 1914 aan Duitschland den oorlog, doch bepaalde zich er toe het Duitsche handels- en vlootsteunpunt Tsingtau en het pachtgebied Kiautsjou in China te veroveren. Het Aziatisch eskader onder von ➝ Spee verliet toen zijn basis. Tot teleurstelling der Geallieerden nam Japan verder aan den oorlog geen deel; toch verwierf het het mandaat over vsch. eilanden in den Stillen Oceaan, die te voren Duitsch koloniaal bezit waren. Voor den oorlog ter zee, zie ➝ Helgoland, ➝ Duikbootoorlog, ➝ Skagerrak, ➝ Zeebrugge.

Lit.: Bronnen: Der Weltkrieg 1914-1918, bearbeitet im Reichsarchiv (1925 vlg.; officieel Duitsch werk); Oesterreichs-Ungarns letzter Krieg 1914-1918, herausgegeben vom Oesterreichischen Bundesministerium für Heerwesen und vom Kriegsarchiv (1930 vlg.; off. Oostenrijksch werk); Les armées françaises dans la grande guerre (1923; off. Fransch werk). Mémoires: E. Ludendorff, Meine Kriegserinnerungen (1919); v. Hindenburg, Aus meinem Leben (1920); Conrad von Hötzendorf, Aus meiner Dienstzeit, 1906-1916 (1926 vlg.); Joffre, La préparation de la guerre et la conduite des opérations.

Beschrijvingen: J. C. C. Tonnet, Overzicht over het verloop van den wereldoorlog 1914-1918 (met atlas; militair, 1921); H. Brugmans, Gesch. van den wereldoorlog 1914-1918 (z. j.); Kernkamp, De Europ. oorlog, 1914-’19 (2 dln. 1920); Pages d’histoire de l’armée belge (in: Bulletin belge des Sciences militaires, Brussel); J. M.

Bourget, Petite histoire de la grande guerre (1932); O. Brandstaedter, Der Weltkrieg, 1914-1918 (6 dln. 1915-’18); J. Buchan, A History of the Great War (4 dln. 1921-’22); G. Schnitler, De wereldoorlog 1914-1918 (z. j.; zeer goed en objectief).

Lousse/Antoni.

< >