Eerste Marneslag. Na door de Duitschers in N.O. Frankrijk geslagen te zijn (zgn. grensslagen en Maasgevechten tot 1 Sept. 1914), trokken de Franschen, waarbij een Engelsch leger (French), ordelijk en geheel in de hand van hun opperbevelhebber Joffre terug tot Z. van de Marne, met als spil de vesting Verdun, ten einde tijd en ruimte te winnen voor een tegenaanval.
Toen de Duitschers de vesting Parijs, tevens knooppunt van strategisch belangrijke spoorwegen, alwaar behalve de bezetting nog reserves lagen en aangevoerd werden en Maunoury met het 6e leger stond, rechts lieten liggen en voorbij trokken, besloot Joffre op 4 Sept., mede op aandringen van Parijs’ gouverneur Galliéni, tot den tegenaanval bij de Manie, steunend op de vooruitgeschoven hoekpijlers, de vestingen Verdun en Parijs. Dit geschiedde juist op tijd, waarop de Duitsche „Oberste Heeresleitung” (von Moltke Jr.), het gevaarlijke der situatie ziende, besloot den grooten opmarsch te staken. 6 Sept. zou de eerste aanvalsdag zijn. De grootste veldslag der wereldgeschiedenis begon.
In totaal namen op een front van 250 km 21/₂ millioen man aan den strijd deel, dietotlOSept.duurde.In het W. vielen de Franschen onder ➝ Maunoury, die steeds versterkingen ontving van Joffre uit het O. vestingfront en van Galliéni per taxi’s uit Parijs, hardnekkig aan en bonden daar het 1e Duitsche leger (von Kluck). Engelschen en Franschen (Franchet d’Esperey) stootten tusschen het le en 2e Duitsche leger (von Bülow) in en dreven beide over de Mame terug. Het Duitsche centrum (3e leger, Saksers onder von Hausen) poogde tevergeefs Foch en Langle de Cary tegen te houden in de moerassen van St. Gond en in de boschrijke Argonnenheuvels, terwijl het leger van Sarrail tegenover de aanvallen van het 4e Duitsche leger (hertog Albrecht van Wurttemberg) en het 5e Duitsche leger (kroonprins Wilhelm) stevig aan Verdun vasthield. 9 Sept. trokken de Duitschers in het Westen, 10 Sept. in het centrum en het Oosten geordend tot N. van de Aisne terug, alwaar zij een verdedigingsstelling innamen.
In tegenstelling met von Moltke Jr., die gedurende de operaties ver achter het front bleef (Luxemburg) en weinig leiding aan zijn legercommandanten gaf, was Joffre in nauwe voeling met zijn onderbevelhebbers en bezocht hen persoonlijk. Van grooten invloed op den uitslag is geweest de omstandigheid, dat de Duitsche W. vleugel in tegenstelling met de vooropgezette bedoeling te zwak was geworden door het beleg van Maubeuge en Givet, door het gedwongen achterlaten van troepen tegen de uit Antwerpen actief optredende Belgen en door het zenden van twee legerkorpsen naar Oost-Pruisen, waar zij niet strikt noodig waren.
De groote beteekenis van dezen slag ligt in het feit, dat het Duitsche veldtochtsplan totaal mislukt was, omdat nu niet snel, binnen zes weken, met Franschen, Belgen en Engelschen was afgerekend en de hoofdmacht thans niet tegen de Russen ingezet kon worden.
Tweede Marneslag. Alvorens een hoofdoffensief in Vlaanderen in te zetten, grepen de Duitschers in Juli 1918 nog eens een zwakke plaats in het Fransche front aan, teneinde de strategische reserves der geallieerden daarheen te lokken. 15 Juli vielen zij ter weerszijden van Reims aan en kwamen bij Dormans Z. van de Mame. De niet verraste Franschen trokken op een tweede stelling terug, waardoor vele aanvalsvoorbereidingen der Duitschers hunne beteekenis verloren.
Mede door het ingrijpen van het Fransche 6e leger onder Mangin (18 Juli bij Villers Cotterêts) in hun rug, gingen de Duitschers reeds op 21 Juli over de rivier terug. Sinds dien waren zij in het W. niet meer in staat om aan te vallen en ging het initiatief volkomen aan de geallieerden (Foch) over. Antoni.