Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-11-2019

Wellevendheid

betekenis & definitie

De woorden beleefdheid en beschaving roepen een tweeledig begrip bij ons op. Ten eerste: een louter uiterlijken vormendienst, welke zijn oorsprong vindt in de oude tijden.

Reeds de cultuurvolkeren der Oudheid bezaten hun regels van uiterlijk fatsoen. Deze verzameling van voorschriften heeft zich in den loop der eeuwen en naar den aard der volkeren ontwikkeld en gewijzigd.Ten tweede de innerlijke beschaving, bij den ongeloovige voortspruitende uit humaniteit, doch bij den Christen zich voltrekkend volgens de wetten van het Christendom. Hieruit vloeien dan uiterlijke goede manieren voort.

Het is mogelijk bij de gedachte aan beleefdheid en beschaving beide hierbovengenoemde begrippen te scheiden. Immers met een beleefd mensch kan iemand bedoeld worden, die zich enkel de uiterlijke goede omgangsvormen heeft eigen gemaakt, en deze correct onderhoudt, doch de innerlijke beschaving totaal mist. Zijn beleefdheid kan zelfs een masker zijn om grofheid te bedekken.

Het woord wellevendheid doet ons echter uitsluitend denken aan het enkelvoudige begrip der innerlijke beschaving; de zieleverfijning, gegrondvest op het Christendom, op Evangelische goedheid, naastenliefde en ootmoed. De conventie, de uiterlijke aesthetische omgangsvormen, zijn hier de begeleidende verschijnselen, welke bewijzen, wat er in zoo’n mensch aan innerlijke beschaving leeft.

De beoefening der wellevendheid vereischt dus de aanvaarding van een goede levensmoraal en houdt verband met de ascese. Als harmonieleer van het leven der menschen onderling ontneemt ze aan de sociale verhoudingen de harde kanten. Ze is in staat hechte banden te weven tusschen personen en volkeren.

Lit.: mgr. A. F. Diepen, Wellevendheid (141937; Kath.; naar het Duitsche werkje van mgr. dr. J. B. Krier); Toos Post, Zoo hoort het. Wellevendheid als uiting van innerlijke beschaving en liefde tot den evenmensch (31939; Kath.); v. Zutphen v. Dedem, Goede manieren (1928; etb.); Zuster Reinholda, Zonnestraaltje. Beleefdheidsboek voor jonge meisjes (1933; Kath.); Jolan Gerely, Het beschaafde meisje (vertaald uit het Duitsch door p. Crassaerts, Leuven 1937; Kath.); Toth Tihamér, De beschaafde jongen (vertaald door A. Cardijn, Leuven 1931; Kath.). Toos Post.

< >