Algemeen. W. zijn minderjarigen, wier ouders beide (volle wees) of een van beide (halve wees) overleden zijn.
In de H. Schrift wordt de zorg voor w. herhaaldelijk ingescherpt (zie o.a.
Jac. 1.27). De w. staan onder voogdij.
Voor de voorziening in hun onderhoud gelden de algemeene regels omtrent den wettelijken onderhoudsplicht (➝ Alimentatie, Onderhoudsplicht). Is geen der onderhoudplichtigen tot ondersteuning in staat, dan kan de kerkelijke of particuliere armenzorg geheel of gedeeltelijk de voorziening in het onderhoud op zich nemen.
Gebeurt dit niet, dan komen de w. ten laste van de burgerlijke instellingen van armenzorg, die de w. veelal uitbesteden bij particulieren (gezinsverpleging) of bij kerkelijke of particuliere gestichten.Nederland. Voor w. van arbeidsslachtoffers en invaliden zie ➝ Ongevallenwet en ➝ Invaliditeitswet. Zie ook ➝ Weeshuizen.
Voor Ned.-Indië zie ➝ Weduwen-en weezenverzorging en ➝ Weeskamer (sub Wees- en boedelkamers).
België. De behoeftige weezen, die onder bescherming staan van de Commissie van Openb. Onderstand (C.O.O.), aan wie de zorg voor hun onderhoud en opvoeding is opgedragen, zijn volgens art. 75 van de wet van 10 Maart 1925 die, welke minderjarig zijn, ouderloos, zonder middelen van bestaan. Bovendien moeten de C.O.O. in de mate van het mogelijke bijstaan iedere vrouw, die één of meer kinderen beneden de 16 jaar ten laste heeft; deze ouderdom mag overschreden worden, wanneer de leertijd of het onderwijs niet voltooid is. Daarbij komen nog de verlaten kinderen, de vondelingen, ook de half-weezen (d.w.z. die, wier ouders, om reden van ziekte of afwezigheid, niet in staat zijn, in hun onderhoud te voorzien).
Een speciaal regiem genieten de ➝ oorlogsweezen en de weezen van de arbeidsslachtoffers (➝ Arbeidsongeval); de wetgeving inzake gezinsvergoedingen, ouderdomspensioenen bevat bepalingen, die op de w. betrekking hebben.
De plaatsing geschiedt door de commissie, die beslist over de wijze, waarop zij zal geschieden: als het kind zeer jong is, zal het bij voorkeur toevertrouwd worden aan een familielid, een buurvrouw of een gesticht. Voor oudere kinderen beschikt de commissie over een „bed”, door een of ander philantroop ingesteld. Zij kan het kind ook plaatsen in een weeshuis, dat zij zelf bestuurt. Nog te dikwijls wordt de keuze bepaald door den lagen prijs. De betaling der onkosten valt ten laste van de gemeente, op wier grondgebied de w. zich niet opzettelijk bevonden op het oogenblik, dat zij moesten geholpen worden: deze gemeente mag zich desgevallend de onkosten doen terugbetalen door de gemeente van de onderstandswoonplaats van het kind; de wet van 27 Nov. 1891 op den openbaren onderstand stelt de voorwaarden vast, waaronder een domicilie voor hulpverleening door een minderjarige kan verworven worden.
V. Helshoecht.