Voor de soc. verz. in Ned. en België zie → Arbeidsongeval; Ongevallenwet; Invaliditeitswet.
Ned.-Indië. De Inh. maatschappij is bij de meeste volkeren van Ned.-Indië niet gebouwd op het gezin als kleinste eenheid, doch op de familie, terwijl ook daar, waar het gezin de kleinste eenheid is, de familieband sterker tot uiting komt dan in de Westersche maatschappij. Dit heeft tot gevolg, dat over het algemeen weezen en weduwen niet onverzorgd achterblijven. Krachtens art. 22 hunner instructie (Stbl. 1867, nr. 114) zijn de hoofden van gewestelijk bestuur belast met het toezicht over den staat van het armwezen en over het bestuur van alle weeshuizen en andere openbare gestichten van liefdadigheid in hun gewest, en verrichten zij het noodige tot wering der bedelarij en tot handhaving der volksinstellingen, krachtens welke de bevolking gehouden is voor haar eigen armen en gebrekkigen te zorgen. Als beginsel is aangenomen, dat de oprichting van weeshuizen en andere instellingen van weldadigheid niet behoort uit te gaan van de regeering, maar in de eerste plaats van particuliere liefdadigheid (bijbl. nr. 2853). Echter kan door de regeering subsidie of een aandeel in een der groote geldloterijen worden verleend.
Ter verzorging van weduwen en weezen van landsdienaren, civiele en militaire, alsook van de ambtenaren van locale ressorten, zijn verschillende pensioenfondsen in het leven geroepen.
Zie ook → Ned.-Indië, sub Liefdadigheid. De weeskamers, gevestigd op door den directeur v. Justitie aan te wijzen plaatsen (instructie in bijbl. nr. 10463) zijn van staatswege ingestelde colleges, die o.a. toezicht houden op het beheer van de goederen van weezen (eventueel dat beheer op zich nemen) van Europ. of Chin. landaard, terwijl in het rechtsgebied van elken raad van Justitie een Voogdijraad gevestigd is, die o.a. waar noodig de voogdij voert over weezen van Europ. of Chin. landaard. Reglement op de voogdijraden in Stbl. 1927, nr. 382.
Olthof.