1° Bernard, violist en componist. * 18 Aug. 1894 te Aken. Ging in 1920 als violist bij het Philharmonic Orchestra naar New-York, thans leeraar aan de Juillard-Foundation aldaar.
Voorn. werken: liederen, o.a. Bethges Chinesische Flöte, vioolsonate, Serenade voor strijkorkest en piano, sinfonietta, symph. gedicht Niobe. Koole.
2° Jan, geschiedschrijver. * 28 Oct. 1709 te Amsterdam, † 1 Maart 1773 aldaar. Voortgekomen uit de kleine burgerij, verwierf hij zich uit eigen kracht de kennis van verschillende talen en kwam door de studie van het Middelnederlandsch tot het bestudeeren der Vaderlandsche geschiedenis. W. bewerkte voor den boekverkooper Tirion eenige stukken van het Ned. gedeelte van den „Tegenwoordige Staat van alle volken”; publiceerde van 1749 tot 1759 anoniem in staatsgezinden geest de „Vaderlandsche historie” (21 dln., loopend tot 1751). Dit eerste doorloopende verhaal der vaderlandsche geschiedenis maakte tot ver in de 19e eeuw, ondanks de scherpe critiek van Bilderdijk, grooten opgang. Nauwkeurig en betrouwbaar, maar onder schijn van onpartijdigheid partijdig. In 1758 werd hem het schrijven der geschiedenis van Amsterdam opgedragen. Zijn „Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen .... beschreven” is een onzer beste stadsbeschrijvingen geworden. J. D. M. Cornelissen.
3° Johan, componist. * 1 Nov. 1862 te Utrecht. Leerling van Richard Hol en Sam. de Lange (orgel). Achtereenvolgens leeraar aan de Muziekschool te Utrecht, organist der domkerk aldaar, directeur van de Muziekschool en dirigent van het Utrechtsche toonkunstkoor. Van 1919 tot 1937 directeur van het Kon. Conservatorium te Den Haag. In 1916 benoemde de literaire faculteit der universiteit te Utrecht W. tot doctor honoris causa. Als componist werd hij door Berlioz beïnvloed. Het meest persoonlijk uit hij zich in werken met komischen ondertoon als: de cantate De Schipbreuk (tekst naar De Schoolmeester), Ode aan de vriendschap, de komische opera: De doge van Venetië (1901); de quasi ernstige opera „De Cid” (1914).
Verdere werken: o.a. Symphonietta (1916), de ouvertures Saul en David, Cyrano de Bergerac, De getemde feeks, Driekoningenavond, Jupiter amans (1925), Wiener Dreivierteltakt, Intrada voor koperen blaasinstrumenten (1937). Koole.