1° (Dierk.) V. (ala) zijn bij vogels en insecten de organen, waarmede zij zich actief door de lucht voortbewegen. Bij de vogels zijn de v. de omgevormde voorste ledematen, welke door de ontwikkeling der → veeren tot draagvlakken zijn vergroot; bij insecten zijn het dubbele huiduitbreidingen, welke met chitine zijn bekleed. Ook de vlerken bij de vleermuizen worden wel als v. aangeduid.
L. Willems.
2° (Luchtvaart). De vleugel of draagvlak is het belangrijkste vliegtuigonderdeel, dat de hefkracht produceert. De v. heeft daartoe een bijz. doorsnede, vleugelprofiel genoemd. Er bestaan vele, in windtunnels onderzochte vleugelprofielen. Het profiel van een v. behoeft niet in alle, aan de symmetrielijn evenwijdige doorsneden hetzelfde te zijn, dikwijls verandert dit in dikte en vorm van het midden van den v. naar de vleugeltip toe. V. worden vrijdragend, half vrijdragend of niet-vrijdragend gebouwd. In de laatste twee gevallen wordt de v. door een stel vleugelstijlen in het midden van de halve spanwijdte of bijna aan de tip afgesteund. De v. kan onder, boven of door den romp van het vliegtuig worden aangebracht. Men spreekt dan van laag, hoog en middendekker. De grootte van den v. bepaalt de vleugelbelasting, d.i. het vliegtuiggewicht per m2 vleugeloppervlak. Deze vleugelbelasting is aan grenzen gebonden.
Voor verkeersvliegtuigen worden vleugelbelastingen van 80 à 140 kg/m2 toegepast. Sportvliegtuigen hebben een lagere, recordmachines een hoogere vleugelbelasting (tot 200 kg/m2). De vorm van den v. wordt in hoofdzaak door de vleugelslankheid, d.i. de lengte-breedte-verhouding, bepaald. Grootere slankheid geeft een geringeren weerstand. De normale waarde van de slankheid is 6 à 8. Soms past men in plaats van één v. twee kleinere onder elkaar toe (tweedekker).
De wendbaarheid van het vliegtuig wordt daardoor verhoogd. Zie het art. → Vliegtuig. Zie ook → Vleugeltheorie.
v. Lammeren.
3° (Bouwk.) Langgestrekt, rechthoekig deel van een gebouw, dat met één korte zijde aansluit bij de rest van het gebouw. Bekend is bijv. de compositie met één middenpartij en twee deze flankeerende zijvleugels.
4° Klavierinstrument met hamermechaniek. Op drie pooten rust het houten raam, waarop de resonansbodem komt te liggen met daarboven het ijzeren raam en de snaren. Het geheel spitst zich naar achter toe in den vorm van een vleugel. De snaren loopen over twee houten kammen kruisgewijs over elkaar. Aan de voorzijde bevindt zich het toetsenbord; waarvan de omvang gewoonlijk bedraagt: subcontra A tot c"". De mechaniek is ingericht volgens de repetitiemechaniek 'van Erard. De vleugel bevat twee pedalen, waarvan het linksche (het pianopedaal) het toetsenbord doet verschuiven en het rechtsche (het fortepedaal) de dempers opheft. De firma Steinway and Sons heeft tusschen beide pedalen in een derde gevoegd (sustaining-pedal), hetwelk dient tot het laten doorklinken van bepaalde tonen.
von Essen.